Sept. 1916.J Nog eens: het inschieten van geweren.
met het snijpunt der diagonalen. Om met eenige kans van slagen
te trachten de twee punten te doen samenvallen zijn de gegevens
in elk geval onvoldoende, doch de kans, dat het geweer dan juist
een groote verplaatsing van het G. T. in de richting der gecon
stateerde afwijking heeft, is zeer groot. Korrelwijziging voor ver
plaatsing over den geheelen afstand van het gevonden G. T. naar
het snijpunt der diagonalen van den rechthoek is dan ook zeer
waarschijnlijk te groot; wijziging zoodanig, dat het G. T. juist
binnen den rechthoek komt, geeft de meeste kans, dat het middel
punt der verplaatsingen zoo dicht bij het snijpunt der diagonalen
komt, als met de beschikbare gegevens mogelijk is.
In het systeem past onvoorwaardelijk herhaalde controle der
geweren op ongeregelde tijdstippen.
Ik heb in den geest van het bovenstaande wijziging der bepalingen
voorgesteld; van het voorstel werd echter slechts een gedeelte
overgenomen, op welke gronden zulks geschiedde is mij altijd
onbekend gebleven. Het zou wel eens de moeite waard zijn de
in den loop der tijden omtrent deze kwestie's verzamelde gegevens
te doen bewerken en voor iedereen toegankelijk te maken, thans
ligt veel waardevol materiaal in de archieven begraven en tast de
infanterieofficier in veel opzichten in den blinde. De schietvaar
digheid in het algemeen komt zulks niet ten goede.
In het artikel van den heer O. vind ik nog enkele opmerkingen
over de betrouwbaarheid van bokschutters. Het is niet mijn plan
daarop diep in te gaan, doch de opmerking moet mij van het hart,
dat ik geloof „iemand, die beslist zuiver schiet (zonder constante
richt- of schietfout)" (vide blz. 137) nooit te hebben ontmoet.
Het lijkt mij een zóó witte raaf, dat er niet op valt te rekenen.
Mijn beste, betrouwbaarste bokschutters hadden allen neiging tot
een bepaalde afwijking, Om deze fouten bij het inschieten te
neutraliseeren heb ik immer groepjes laten vormen. Iemand, die
neiging had te hoog te schieten, werd ingedeeld bij iemand,
wiens schoten immer iets lager vielen. Elke serie, waarop een
geweer werd beoordeeld was zoo minstens door 2 schutters
geschoten, waardoor de fouten tot een minimum werden gereduceerd.
Zou het niet wenschelijk zijn deze bepaling in het S.V.I. vast te
leggen, of tenminste vrijheid ertoe te laten.
M.
990