Uit de Practijk.
(Sept. 1916.
meegeleefd en niet door jonge officieren, die nog nimmer op de
werkelijke buitenbezittingen hebben dienst gedaan. Het is mij
meermalen opgevallen, dat tot instructeur bij de kaderscholen jonge
officieren worden benoemd, die steeds op Java gediend hadden en
dus den I. V. hoogstens als een legendaire verschijning, als een „naam"
voor een „ding" kenden. Dat systeem moet fout zijn.
En dat systeem zal zich wreken.
Ik twijfel er niet aan, dat, wanneer eenmaal de technische ge
schiedenis van den grooten oorlog geschreven is en daaruit voor
onze zonen op de academie een „Vademecum" („niet in den handel")
is samengesteld, dat daarin ook gewezen zal worden op het ver
schil tusschen het Fransche en het Duitsche lagere kader: het eerste
zelfstandig, op zelfstandigheid en initiatief geschoold, het tweede
tot machines vervormd
De machines hebben hun vóór maar ook hun tégen. En ik
vermeen, in gepaste bescheidenheid, dat wij in Indië zelfstandig en
op initiatief geschoold Europeesch kader noodig hebben. Vermits
ons leger altijd óók een poiitieleger en een wapen tegen een I.V.
zal moeten blijven.
De gepensioneerde ritmeester J G. Boon (de „Lasalle" van ons
leger), wiens stem zoo dikwijls die van een roepende in de woes
tijn is geweest en gebleven, heeft, kort geleden, een zeer beharti
genswaard artikel geschreven, dat met de veelzeggende woorden
eindigt: „Het rammelt in den Indischen krater geeft acht!" En
wij zouden m.i. verstandig doen inderdaad acht te geven.
Er is nog altijd een I.V. en er zal voorloopig nog altijd een I.V,
blijven.
Voor dien taak moeten wij ons kader opleiden.
In 1896 heeft de eindelijke leermeester het indische leger den weg
gewezen en heeft het leger en vooral ook het kader de les geleerd
en, wat méér zegt, begrepen.
Maar wat geleerd is, dient niet meer te worden vergeten het
heeft waarachtig bloed en geld genoeg gekost.
De leerschool tegen een I. V. op de buitenbezittingen is voor ons
kader de school bij uitnemendheid.
Maar op Java moet bij de opleiding de basis gelegd worden,
waarop de buiten-officieren in de school der praktijk en zonder
voortdurend aan gevaarlijke „koopjes" bloot te staan door absolute
onkundigheid der leerlingen voort kunnen bouwen.
Blijft men dat onnoodig achten, dan blijven wij hier ook tegenover
een hopelooze en volstrekt onvruchtbare taak staan. Met al de
onaangename en ongewenschte gevolgen daarvan.
En de eenige, die zich hierover hartelijk en oprecht verheugt,
995