Van Alles Wat.
Sept. 1916.1
De scheiding behoeft natuurlijk evenmin als in Holland absoluut
te zijn, ze kan practisch worden betracht. Het zou zelfs aanbeve
ling verdienen, de luitenants van elk onderdeel tijdelijk bv. voor
6 maanden te detacheeren of plaatsen bij het andere onderdeel. De
bewering, dat het wapen te klein is om die scheiding streng door
te voeren, omdat dan bij promoties wel eens officieren tot een
rang zouden worden bevorderd, terwijl voor dien rang bij hun on
derdeel dan geen plaats zou zijn, kan niet worden aanvaard. Im
mers wordt in zoo'n geval de nieuw bevorderde, dan wel een
ranggenoot van hem tijdelijk bij het andere wapendeel geplaatst.
Dit is wel een nadeel, maar dat op deze wijze een uitzonderings
geval wordt, terwijl dezelfde verkeerde toestand nu vrijwel als sys
teem wordt doorgevoerd. Hoe vaak komt het thans niet voor, dat
kapiteins het commando krijgen over zelfs zelfstandige batterijen of
compagnieën, terwijl ze niet of zelden bij dat onderdeel dienden.
Zoo zal het ook geen bezwaar kunnen zijn, dat bv. alleen de oud
ste hoofdofficier van een onderdeel commandant wordt over dat
gedeelte, zoodat het kan voorkomen, dat de commandant der be
reden artillerie een kolonel is en zijne afdeelingscommandanten luite
nant-kolonels, terwijl de commandant van de vestingartillerie op
dat oogenblik met zijn bataljonscommandant majoor is Dit heeft
het voordeel, dat, indien de commandant van de vestingartillerie in
zijn betrekking voldoet, hij van 4 tot 6 jaar aan kan blijven, achter
eenvolgens als majoor, overste en kolonel De promotie behoeft
door zoo'n stelsel niet te worden geschaad, terwijl de troep het
voordeel heeft gedurende langen tijd volgens een zelfde systeem te
worden aangevoerd.
Naast die scheiding zal men tevens meer zorg moeten besteden
aan de opleiding voor speciale betrekkingen. Voor de technische
diensten gaf ik destijds reeds als noodzakelijk aan, dat de daarbij
geplaatste officieren voor vast, desnoods in burgerbetrekkingen aan
die inrichtingen verbonden blijven. Officieren, die èn voor den
troep èn voor die inrichtingen werkelijk blijven voldoen, bestaan
toch niet en kunnen eenvoudig niet bestaan, omdat te veel tijd
noodig is om zich in die betrekkingen behoorlijk in te werken, en
om een behoorlijke voorstudie te kunnen verwerken en te Ieeren
toepassen.
Dat het van veel belang is, dat de Voorzitter van de commissie
van proefneming ook als luitenant daarbij gediend heeft, spreekt van
zelf. Sedert de oprichting zijn, naar ik meen, slechts 2 voorzitters
benoemd (zie o.a. den langen staat op het bureau van de commissie
van proefneming), die als luitenant daar reeds werkzaam waren.
In mijn beschouwingen over de bereden artillerie (zie I M.T. van
October 1913 blz. 1033) pleitte ik reeds voor de oprichting van een
schietschool ter opleiding van vuurleiders, onder leiding van een
bekwaam batterijcommandant, die eenige jaren die betrekking waar-
1010