Van Alles Wat. (Sept. 1916. geworden en ontvangt van den CCt., een eenvoudige opgave der mutaties. Bij overgang wordt een E. A. B. opgemaakt, bevattende de gegevens uit bovenbedoeld uitbetalingsboek. Hiervoor heeft men gemeend het oude E. A. B te kunnen gebruiken Natuurlijk kan dat Alles kan. Maar of het oude model daarvoor noodig is, wordt weer een andere vraag. Onder meer komen daar het bekende jaartallen staatje in voor en eenige andere, ruimte innemende, aanteekeningen, die onnoodig zijn of onmogelijk in te vullen. Het heele E A B. met een bijna blanco achterkant is dus zonder noodzaak veel te groot Men zou gemakkelijk met een kwart of zelfs achtste velletje kunnen volstaan. Dat hierdoor zeer veel onnoodige ruimte in de administratietrommels wordt in genomen, die beter door blanco schrijfpapier gevuld kon worden of door na de mobilisatie toch stellig ook binnenkomende belang rijke orders, circulaires en nieuwe bepalingen, zal m. b. i. geen ver der betoog behoeven. Het m >tief, dat we nog zoo dik in onze oude E. A. B. 's zitten zal toch wel niet van overwegend belang kunnen zijn, een oorlog kost zooveel, dat die zuinigheid ons niet rijker zal maken. Waar verder het uitbetalingsboek alle gegevens zal bevatten en (achterin de Cct wel eenige bladzijden zal willen wijden aan even- tueele dwangarbeid rshoewel daarover niet gesproken wordt), mis ik nog een kolom, die welke den datum van dienst-(c. q. straf)- exoiratie bevat en die voor het aangaan van een nieuw verband toch bekend moet blijven, immers andere stukken met gegevens heeft de C O gelukkig niet meer bij zich. Over die dienstexpiratie zou ik nog een enkele opmerking willen maken. Ik beweeg me wei erg dicht langs de grenzen van het „gendme", doch de zaak een zuiver administratieve kwestie is van zoo weinig strategisch belang, dat dit geen bezwaar zal zijn. Degeen, die een nieuw verband wenscht aan te gaan, zal dit kunnen doen bij het Korps, waar hij is ingedeeld. De offi cier van gezondheid zal echter volgens A. O. 1903 No. 150 niet mogen keuren zonier ziekteboekje, dat er echter niet is. Eene bepaling, die hierin voorziet, zou hoogst noodig zijn. Overigens kan zoo'n keuring hoogst eenvoudig zijn: iedereen, die nog van zessen bijna klaar is, dwz. twee bruikbare armen, twee bruikbare beenen en twee niet bepaald blinde oogen heeft, zal kunnen blijven medeloopen, zoo als hij dat gedaan heeft, en minstens eene verband voor den duur van den veldtocht kunnen aangaan. Doch hoe te handelen, wanneer de man dit niet wil, de dokter hem geen vast aantal jaren wil geven, of zij het over dat aantal jaren niet eens kunnen worden? En hoe te doen met iemand, die er genoeg van krijgt en op veldwacht of in de tirailleurlinie vraagt om wegens dienstexpiratie morgen naar huis toegezonden te worden? Hij zou de gemobiliseerde militie de verzuchting doen slaken: „Was ik ook maar vrijwilliger." 1013

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1916 | | pagina 77