Een mislukte Patrouilletocht. [Oct. 1916. Zóó weinig was het bestuur van dit landschap op de hoogte, dat men niet wist, of Pekawa al dan niet tot Paloe behoorde, ja, zelfs het bestaan daarvan niet kende. De controleur, vergezeld door den vorst van Paloe en een groep militairen, ging naar Pekawa met bovenomschreven doel. Na het onderzoek, enz. werd doorgegaan naar Soeroemana; onderweg had een overval op de patrouille plaats, welke echter werd afge slagen ten koste van eenige gewonden onzerzijds l). Daarop vertrok ik weer naar Pekawa met twee groepen en voor eene maand vivres (de tocht over Pekawa naar Soeroemana duur de in dien tijd, dat er nog geen wegen waren, ongeveer tien dagen). Als dragers had ik eenige dwangarbeiders, en dit aantal werd aangevuld met zg. „vrije" koelies. „Vrij" in zooverre, dat zij door den controleur, op aanwijzing van het kamponghoofd, te mijner beschikking waren gesteld. Aan koelie-spelen hebben de inwoners van Paloe evenals over al elders een broertje dood, terwijl het denkbeeld, dat misschien ook nog gevochten zou worden (de aanval op den controleur was natuurlijk direct bekend en door de bevolking overdreven voor gesteld) de tocht in hunne oogen nog onaangenamer maakte. Reeds den eersten dag liepen er eenigen weg, doch daar wij ons nog in z. g. bevriende buurten bevonden, had het op nieuw zoeken van koelies slechts ten gevolge, dat de marsch een dag langer zou duren. 2) Den derden dag, reeds in de nabijheid van Pekawa zijnde, doch rog ongeveer vier dagmarschen verwijderd van de plek, waar de overval had plaats gehad, liepen wederom eenige dragers weg, 1) Als staaltje van toenmalig bestuursinzicht het volgende. De berich ten omtrent vexaties door Kraeng Poetih gepleegd bleken waar te zijn. Toen naderhand in Paloe opstootjes uitbraken, op aanstoken van Kraeng Poetih naar men zegt. droeg men hem een gedeelte over 't bestuur van Paloe op. 2) Ter toelichting, dat het opnieuw requireeren van koelies zoo lang ophield, diene, dat voorheen in het gebergte de bewoners zieh zoo goed als nooit in hun gehuchten bevonden, doch steeds op de ladangs ver toefden, welke soms uren van elkaar verwijderd waren. Eerst na den oogst keerde men in de gemeenschappelijke woonplaats terug. 1065 r

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1916 | | pagina 11