Terreinvoorstelling op kaarten. [Oct. 1916.
Von Zglinicki, die in deze de officieele Pruisische meening weer
geeft, zegt van de methode der hoogtelijnen, dat zij deoverzichtelijkste
kaarten en het nauwkeurigste beeld van de hypsometrische verhou
dingen geeft, de absolute en relatieve hoogtebetrekkingen van ieder
punt en ook de hellingen op betrouwbare wijze voorstelt.
Voor de „Karte des Deutschen Reiches" op 1: 100 000 treden,
wat de tereinvoorstelling betreft, volgens hem evenwel andere eischen
op den voorgrond. Voor het hoofddoel der kaart, d. i. „het militaire",
is het van bijzonder belang, bij den eersten oogopslag de begaan
baarheid van het terrein te kunnen beoordeelen en dat de betrekkingen
tusschen de hellingen onderling in het oog vallen. De relatieve
hoogteverhoudingen spelen niet zoo'n beduidende rol en de absolute
komen eerst in de derde plaats in beschouwing
De mindere beteekenis van de absolute hoogteverhoudingen wordt
toegegeven, de relatieve spelen gedachtig aan het „hij, die domineert,
heerscht," niet zoo'n onbeduidende rol en zeer zeker uit een militair
oogpunt. Dit wordt trouwens ook ingezien, want verderop luidt
het:„ Durch eine sachgemasse Anordnung von Höhenzahlen lassen
sich ausserdem auch die absoluten und relatieven Höhenverhaltnisse
in ausreichendem Masse beurtheilen".
Voor kaarten op kleiner schaal, 'o.v. voor de z g. „topographische
Specialkarte von Mitteleuropa" op 12C0.0CC, komt het er volgens
den geciteerden vakman meer op aan, de algemeene hypsome
trische betrekkingen dan de hellingen tot uitdrukking te brengen
en om overlading der kaart te voorkomen, die methode te kiezen,
welke het duidelijkste beeld geeft.
Aanbevolen wordt dan de hoogtelijnenmethode met oplegging
van eene licht gekleurde tint. Of die volgers de beginselen der
loodrechte dan wel schuine belichting aangebracht moet worden,
wordt in het midden gelaten.
1) Die LEHMANN'sche Karte steht somit als die spezifische Militarkarte in
einer gewissen - cum grano salis gesprochen - Analogie mit der Merkatorkarte
(bezw. der gnomonischen) als der spezifischen Seekarte. Bei beiden komt
die Vernachlassigung von Eigenschaften, die an und für sich dieallerwe-
sentlichsten sind-dort die Veranschaulichung der geographischen Höhen,
hier die der Flachenverhaltnisse - nicht in Betracht gegenüber der erreic'nten
optischen Treue der Böschungen an der Militarkarte, der loxodromischen
(bezw. orthodromischen) Geradlinigkeit an der Seekarte.
1075
I. M. T. 1916, 69.