Patrouilletroepen. fOct. 1916.
Verpleging heeft plaats door requisitie (e.v. op te nemen in de
inkwartieringsordonnantie). Deze manier van verpleging heeft echter
slechts plaats in oorlogstijd en bij manoeuvres.
In het gebied van hun vermoedelijk actie in oorlogstijd moeten
reeds in vredestijd depots worden uitgezocht voor oplegging van
reserve-munitie, -kleeding en -uitrusting.
De opleiding en oefening zullen hoofdzakelijk omvatten: schieton-
derricht (ook voor officieren), het ontwikkelen van jacht-, speur- en
orienteeringszin, patrouilleloopen, kaartlezen, het gebruik van kijker
en kompas, seinen, gymnastiek, c. q. zwemmen, terreinkennis in het
vermoedelijk oorlogsressort, gebruik van springmiddelen en het ver
storen van telegraaf- en telefoon-gemeenschap.
Zonder groote kosten zou zoo per brigade een compagnie van
ong. 190 man (de sterkte van 30 minderen per sectie werd genomen om
meer zekerheid te hebben, dat ten allen tijde kan beschikt worden over
een effectief van 25 man) op te richten zijn, terwijl de reservepatrouille-
compagnie in oorlogstijd moet dienen voor aanvulling der verliezen der
patrouillecompagnieen en vóór dien tijd voor bijzondere opdrachten.
In oorlogstijd treden alle compagnieën uit het brigadeverband en
staan, onder den Chef van den Generalen Staf, ter beschikking
van den Legercommandant.
Zoo kan dus op een kleine duizend man patrouilletroepen gerekend
worden.
Is het niet mogelijk het aantal militairen der legerformatie uit te brei
den (hoewel mij dit onwaarschijnlijk zou voorkomen, daar geen Euro
peanen met uitzondering dan van onderofficieren benoodigd zijn
en toch genoeg uitbreiding door menschen van inheemschen landaard
mogelijk is), dan late men desnoods een der bataljons vervallen.
Noemenswaardige kosten kunnen aan deze instelling niet verbonden
zijn.
„Wij vechten niet en maken niets buit, maar wij verbreiden overal
in 's vijands rug verwarring, schrik, verlamming, ook dan als
de officieren vallen of de troep uiteengejaagd wordt. Geen troep,
geen man denkt er aan weg te kruipen of naar huis te gaan: neen,
hij voert oorlog op eigen houtje, en al zijn het maar speldeprik-
ken, die den tegenstander toegebracht worden, het groote aantal
geeft hem de aderlating".13)
SS—
13) Hoppenstedt, Die Schlacht der Zukunft, blz. 161/162.
1091
1. M. T. 1916, 70.