Onze Infanterie-afstandmeter.
Oct, 19I6.|
werd de hoek bij C weggeslepen, zoodat de vorm ontstond ABDEFK,
waarbij in de figuur de hoek DBC= hoek x vergroot is voorgesteld.
Daar bij het volgende de gang der uittredende lichtstralen door
AB niet besproken zal worden, werd duidelijkheidshalve de lijn
AH//.BD getrokken; alle uittredende stralen uit AH zullen op dezelfde
wijze gevormd worden als die uit BD; wij kunnen nu echter het
prisma AHEFK beschouwen, wat wellicht minder aanleiding tot
vergissingen zal geven.
Een lichtstraal uit L zal het vlak HE treffen, bv. in M onder den
invalshoek i; wordt gebroken volgens MN (de loodlijnen in M en
P zijn aangegeven als 1.1.) brekingsgetal lucht in glas is ong. 3/2;
hoek van uittreding uit HE is ii volgt NO en OP tot AH, waar
de hoek ui gevormd wordt en verlaat het prisma volgens PQ (hoek
van uittreding uit AH is u, waarbij sin uj: sin u =2/3).
Aangenomen wordt, dat de hoek bij G werkelijk 45° bedraagt
en de aangeslepen hoek werkelijk de bedoelde hoek x is (m a.w.
het instrument technisch volkomen zuiver is).
De hoek OTM (gemakshalve hoek T te noemen) is 2 X hoek G,
dus hoek T 9C0 (1);
sin i: sin ij 32 (2); sin uj: sin u 2:3 (3); hoek u,=
hoek ii hoek a (4). 9)
Uit (3) en (4) volgt sin (ii sin u 2:3 (5).
Verder is hoek RSM hoek SME hoek RPH hoek PHE
(S is het snijpunt van de verlengde invallende en uittredende stra
len; de hoek RSM zal kortheidshalve hoek S genoemd worden) of
hoek S -f (90- i) (90- u) -f- hoek H of hoek S hoek H u i
90° x u -4- i (6).
Stel nu, dat de straal LM het vlak EH loodrecht treft, dan is
hoek i 0° en hoek ij volgens (4) is dan u\ x-, volgens
(5) sin x: sin u 2:3 of, daar de hoek x klein is, bij benadering
u \y2 x. Uit (6) volgt hoek S 9C° -f- x— \y2x go<>_ y2
Derhalve moet, indien de „factor" van het instrument 50 is, de
hoek S. gelijk zijn aan 88°51' 16" (deze 16" worden verder ver
waarloosd), dus 88° 51' 9C° i/2 of x 2° 18'. 10)
9) Gemakkelijk af te leiden waarheden zullen wij kortheidshalve con-
stateeren zonder verder bewijs.
10) Vergis ik mij niet, dan staat in het M. W. 113/1905, dat de aan
geslepen hoek 1° 9' bedraagt; dit moet dan wel op een vergissing
berusten.
2000