Uit de Practijk. (Oct. 1916. Of die betere betaling nu ook nog gerechtvaardigd is, kan ik niet beoordeelen, daar ik Atjeh nog niet gezien heb, doch laat ik hopen, dat dit korps door zijn meerdere prestatie's die betere betaling nog verdient en niet alleen, omdat het nu eenmaal het „Korps Marechaus- sée" heet. Maar naast het bekende, flinke korps marechaussée op Atjeh, waarbij, veronderstel ik, geen of althans zeer weinig Kromo's zijn, zooals Asymptoot indertijd beschreef, bestaan er nog enkele maré chaussee-compagnieën (of zijn die misschien nu opgeheven; ik meen, dat er nog een marechaussée-compagnie op Nias ligt), en de militairen daarbij ingedeeld genieten ook de „Marechaussée toelage" (Alleen de officieren niet. Ik zelf was in 191 3 ingedeeld bij een marechaussée- compagnie op de Mentawei eilanden, de minderen ontvingen allen hun toelage, doch de officier niet, want die kan - geloof ik - alleen bij die compagnie gedetacheerd worden). Maar nu vraag ik: „Waar voor die marechaussée-toelage?" N. m. m. kan zoo'n compagnie niet met't korps marechaussée op Atjeh vergeleken worden; de militairen droegen den naam van marechaussée, genoten hun toelage (voor machtsvertoon), en gevochten werd er niet (althans niet zoo als op Atjeh). Uitsluitend pacificatie patrouille's Maar nu ga ik verder en kom op onze „gewone infanterie" terug, die, om 't maar eens op zijn Hollandsch uit te drukken, vaak heel wat meer vuiltjes op te knappen heeft (gehad) dan zoo'n „marechaus sée-compagnie". Maar 't wordt niet noodig gevonden om die „gewone infanterie" voor dat opknappen wat meer te geven dan gewoonlijk, zelfs al liep je de kans eiken dag neergeschoten te worden. Ik zal probeeren mijn gedachten een beetje levendiger te illustreeren. In 1913 liep ik op de Mentawei eilanden met bri gade's marechausséekalme machtsvertoonpatrouille's en mijn onderhebbende militairen kregen voor dat machtsvertooneen „toelage". In 1915 liep ik met brigade's „gewone infanterie" patrouille's op West-Ceram, waar we eiken dag, vooral als we ons op een pad of weg vertoonden, van achter een dikken boom of een heuveltje konden worden neergeschoten (hetgeen nog al eens gebeurd is), maar dit waren geen patrouille's om ons gezag te handhaven, maar om ons gedeeltelijk verloren gezag te herwinnen. En deze „gewone infanterie" werd „zeergewoon" betaald, d w.z. net als op Java, waar je op manoeuvre met losse flodders op mekaar schiet, maar hier waren het intusschen echte, van lood, van steen, stukjes braadpan, e.d. projectielen, die niet van die mooie, wiskunstig zui ver ronde wonden maakten, zooals onze kogels M. '95. Ik hoop nu duidelijk genoeg te zijn geweest en laat het aan den lezer over, aan wien hij toelage zou willen geven, als hij kiezen moest. Ik zou zeggen beide categorieën d.w.z. dus iedere soort 2015

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1916 | | pagina 63