I Oct. 1916. in het vierkant moet worden gesteld". Onze methode van afstand en tusschenruimte beoordeelen is oorzaak, dat we doorgaans bene den dit minimum blijven; in de diepte, omdat de guide of vleugelman van het achterste gelid, op wien gericht wordt, niet altijd beschikt over een armlengte van 65 cM.; in de breedte evenzoo, wijl door het richten volgens de beginselen van punt 11 R. I. I. de soldaat zich heel wat minder plaats in het gelid ver overt. Uit eenige verrichte metingen vond ik, dat de eisch van 65 c.M. tusschenruimte slechts wordt verkregen bij lange of zeer breede personen. Bij kleinere manschappen varieert deze maat, van wege hunne kortere bovenste ledematen tusschen 53 en 60 c.M. De grootste door mij gevonden gaping bedroeg 74 c.M Laat ik er bijvoegen tusschen een paar latten, die in de een of adere lijf garde niet kwaad zouden hebben afgestoken. Van eene royale bewegingsruimte genieten de kleineren dus niet En toch kunnen zij niet met veel minder volstaan dan hun door de natuur meer bevoorrechte confraters. In het algemeen is de sfeer, waarin de man zich moet bewegen, te beperkt. Inzonderheid gelet op onze hui dige bepakking met het ver naar achteren uitstekende kookpannetje. Dit laatste instrument komt bij de wendingen dan ook steeds in bot sing met het geweer van den nevenman, wanneer dit bij den voet staat. Maak een in front opgestelde klasse rechts-of linksom, dan wordt de tusschenruimte herdoopt in afstand De menschen staan dan van hiel tot hiel gerekend 65 cM. achter elkander. Aangezien de lengte van den gewonen pas 75 cM. bedraagt, moeten de manschappen, aan te vangen met den tweeden pas, (de eerste wordt van halve lengte gemaakt), hun voorsten voet 10 cM. voorbij den hiel van hunne voorlieden plaatsen. Men verlieze hierbij niet uit het oog, dat uitgegaan is van een tusschenruimte van 65 cM., een luxe, welke zich uitsluitend de langere manschappen kunnen permitteeren. Daar echter de gemiddelde niet-Europeesche soldaat, dank zij (sic) zijn eveneens kortere ledematen, deze minimum eisch niet bereikt, wordt dit getal nog grooter dan 10 cM. en daardoor ongunstiger. Brachten de menschen hiervoor niet zelf de correctie aan door den afstand te verliezen (i c. te vergrooten), dan zou het beentje lichten schering en inslag zijn, tenzij ieder zich beijverde zeer wijd beens te loopen: Voorwaar een verheffend gezicht, zoo we ons angstvallig aan dezen maatstaf hielden. Ofschoon, hetgeen ik hier boven aantoonde, niet geheel nieuw meer is, zijn er onder de officieren en het kader nog velen, die het betrachten van het opgesloten blijven marcheeren maar niet op geven. Tenminste uitdrukkingen, zooals „ajo tinggal terrappat" blijven bij de exercitiën nog zeer in zwang. Ik kan een ieder, die zulks eischt, bepaald aanraden zelf even in het gelid te treden en liefst voor iemand, die goed opgesloten blijft. Als hij dan, gelijk men dat bij paarden noemt, duchtig is opgereden, zal hij wellicht voor goed genezen zijn. 2019

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1916 | | pagina 67