uit de praciijb. Vademecum uoor den Officier uan Wapening en noor den Geweermaker. Hieronder zullen eenige paragrafen van bovengenoemd vademe cum worden besproken, welke m. i. dringend verbetering behoeven, en zal tevens worden aangegeven, hoe die verbeteringen aan te brengen. Het zij er echter verre van, dat de aangegeven wijze de eenige juiste zou zijn. Hoofdstuk I. 5. In deze paragraaf staat, dat in verband met den omvang van de eigenlijke geweermakerswerkzaamheden, de ateliers verdeeld worden in drie soorten en wel, naarmate daarbij respectievelijk a minder dan 1001, b van 1001 tot en met 2COO en c meer dan 2000 stellen vuurwapenen in herstelling zijn. N. m. m. is hierbij de juiste verhouding verloren gegaan, want in het atelier te Tjimahi bv. zijn ruim 6C0O stellen in herstelling. Het ware dus gewenscht nog eene klasse te scheppen, welke klasse d zal genoemd worden. Er zou b.v. moeten worden gelezen c van 2001 tot en met 4000 en d meer dan 4000. Ook dan zal de verhouding niet de juiste zijn, doch zullen den kelijk de geldelijke consequenties niet toelaten eene nog betere regeling in te voeren. 7 Het in dienst te stellen personeel bij elk der soorten ateliers zou dan als volgt kunnen zijn: sub a 1 sergeant baas; b 1 sergeant-majoor baas'; 1 onderbaas „cl adjudant-onderofficier baas 1) Zou de rang van onderluitenant niet kunnen worden ingesteld, even als die van korporaal-geweermaker? 1234

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1916 | | pagina 100