van fllles Wat. Onnoodige Luxe. Men is het er algemeen over eens, dat vooral in den tegenwoor- digen tijd geen cent voor het krijgswezen uitgegeven mag worden zonder volstrekte zekerheid, dat zij de practische bruikbaarheid ten goede komt; elke andere uitgave is uit den booze. Nu is het wel merkwaardig, dat ons leger, dat nog lang niet volmaakt is, zich verheugt in het bezit van eene instelling, welke betrekkelijk veel geld kost en hoegenaamd niets bijdraagt tot zijne slagvaardigheid. Ik bedoel de stafmuziek, weike te Weltevreden ongeveer dezelfde rol speelt als het philharmonische orkest te Scheveningen. Ik wil niets afdingen op de muzikale verrichtingen van het korps, maar militair nut heeft het volstrekt niet. Wel zal ook in oorlogstijd muziek als middel tot opwekking van den troep zeer gewaardeerd worden, doch daarvoor zijn de reeds bij de bataljons bestaande muziekkorpsen voldoende; zij zijn trouwens al in vredestijd als zoodanig werkzaam, terwijl de eenige militaire dienst, dien de staf muziek verricht, bestaat in de Zaterdagsche muziekuitvoeringen in de Sociëteit Concordia te Weltevredenhare overige uitvoeringen zijn „particuliere practijk". Op het oogenblik ontbreken mij de ge gevens omtrent de jaarlijksche onkosten van het korps, maar het is duidelijk, dat deze gelden op voor indië's weerbaarheid nuttiger wijze besteed konden worden, b. v. als bijdrage tot positieverbete ring van het kader, tot vermeerdering van den munitievoorraad, tot aankoop van mitrailleurs, e. d. dringende behoeften. b— Uaandels en standaarden. Het in Nederland uitgegeven geïllustreerde maandschrift „Onze Neutraliteit bevat in zijn nummer 5 van den loopenden jaargang een zakelijk, misschien te nuchter, gesteld artikel over militaire vor men, waarin de schrijver met genoegen vaststelt, dat eindelijk „juist gevoel eene overwinning heeft behaald op bekrompen zuinigheid en dat thans bepaald is, dat de vaandels en standaarden niet anders dan ontplooid in het openbaar mogen worden gedragen". Het is te hopen, dat dit goede voorbeeld bij ons spoedig navolging zal vinden dat bij elke gelegenheid, waarbij het korps in zijn geheel uitrukt en de aard der oefening zich daartegen niet verzet, het symbool van de zaak, waarvoor het leger zal hebben te strijden, vertoond wordt zonder qogr eene hoes aan het gezicht ontrokken te worden. 1243

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1916 | | pagina 109