Van Alles wat. (Nov. 1016. Onder bovenstaand hoofd wijdt de Kapitein W. Muuriing eenige regels aan mijn stuk „de guerilla oorlog", waarin ik mij o.a. ver oorloofde opmerkingen te maken over de wijze, waarop wij denke lijk genoodzaakt zouden zijn onze onafhankelijkheid te verdedigen. Schrijver hiervan voelt zich gegriefd door mijne uitlating „nous sommes trahis." Het heeft echter absoluut niet in mijne bedoeling gelegen, den persoon van den schrijver in mijne beschouwingen te betrekken. Waar, naar het schijnt, ik toch, hoewel onbewust, den Kapitein Muuriing onaangenaam ben geweest, bied ik ZWEGestr. hierbij daarvoor mijne verontschuldigingen aan. Volgens mijne meening kan hoogstens die groep van personen zich mijne uitlatingen aantrekken, door wier oppositie tegen de mi litaire voorstellen, wij nu genoodzaakt zijn te werken met de wei nige middelen, welke wij hebben. Deze bedoeling blijkt m.i. ook uit de noot ongeveer luidende: „ik ben overtuigd, dat men niet tot zulk een plan zou kunnen komen, indien wij krachtig genoeg waren, om anders te handelen." Echter kom ik op tegen het verwijt, niet logisch te zijn geweest. Mocht nl. mijn plan slagen, zoo zullen op alle belangrijke kust plaatsen verdedigers gereed staan om een eventueelen indringer op te houden, zoo mogelijk totdat het geregelde leger in staat is te hulp te komen. Wij zulien dan niet verplicht zijn aan te nemen, dat slechts voornamelijk het binnenland zich voor de verdediging leent, omdat wij niet altijd bijtijds daar gereed kunnen zijn, waar de tegenpartij eene landing gaat beproeven. Ik weet, dat steeds geringschattend gesproken wordt over den guerilla oorlog (volgens mijn denkbeeld zou deze echter gevoerd worden in verband met den strijd van het geregelde leger) en zeide dan ook in den aanhef, dat het eene waag is, daarover weer te beginnen, maar Ach, indien iemand twee jaren geleden had durven neerschrijven, dat in den oorlog tusschen geregelde legers het zal kunnen voorkomen, dat de loopgraven slechts eenige tientallen meters van die der tegenpartij verwijderd zijn, en dat men, gelijk in den strijd tegen den 1. V., gedwongen zal worden tot het gebruik van handgranaten, dan ware hij gesteenigd geworden. In het laatst verschenen I. M T. staat een stukje over patrouille» troepen; ik had het over geregelde guerillabenden. What's in a name? Alles, naar het schijnt. Tjibaroesa, 21—10—16. Th. v. Ardenne, 1245

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1916 | | pagina 111