Spionnage en geheime dienst. Nov. 1916.) mandant van de gendarmerie, als politieke en militaire spion. Ver scheidene documenten uit dien tijd bewijzen zijn werkzaamheid bij verschillende gelegenheden, waaronder ook wapenfeiten voorkomen, als aanvoerder van kleine troepenafdeelingen. Na den derden oorlog tegen Oostenrijk schijnt de rol van Schulmeister te zijn geëindigd. Vóór en gedurende den veldtocht naar Rusland wordt zijn naam niet meer genoemi; hij zou ook niet geschikt geweest zijn daarbij een rol te spelen, aangezien hij de Russische taal niet machtig was. Omtrent de geheime voorbereidingen voor den veldtocht in Rusland is als gewichiig document bewaard gebleven een brief van Napoleon van 20 December 1811 aan zijn minister van buitenlandsche zaken Maret. Daaruit blijkt dat Napoleon voornemens was om, indien de oorlog mocht uitbreken, tot chef van de geheime politie, tevens van den spionnendienst in de vijandelijke legers, te benoemen een zekeren baron Bignon, aan wien reeds dadelijk moest worden opgedragen alle voorbereidingen voor eene goede organisatie van die diensten te treffen. In het bijzonder gelastte de keizer in dien brief, dat onder Bignon 3 souschefs moesten w orden in dienst genomen, die volkomen bedreven moesten zijn in het spreken van Poolsch, Russisch en Duitsch en waarvan één bekend moest zijn in Litthauen, de tweede in Wolhynië, Podolië en Oekraïne en de derde in Lijfland en Koerland. Elk van deze 3 souschefs moest wederom een twaalftal goed gekozen geheime agenten onder zijn leiding krijgen, die naar gelang van de door hen geleverde berichten moesten worden bezoldigd. Deze agenten moesten o. a. in staat zijn gedetailleerde inlichtingen te geven omtrent de plaatselijke gesteldheid van de streken, waar de legers doortrokken. De organisatie van dit spionnenstelsel moest beginnen met de laatstgenoemde geheime agenten te posteeren aan de wegen Petersburg-Wilna, Petersburg-Riga, Riga-Memel, de wegen naar Kief en aan de drie wegen, die van Boekarest leidden naar Petersburg, Moskau en Grodno; voorts moesten dergelijke agenten worden gezonden naar Riga, Dunaburg, Pinsk, de Pripet- moerassen en Grodno. Verder beloofde de keizer in dien brief, dat, indien deze inlichtingendienst behoorlijke resultaten opleverde, een uitgave van 120C0 francs per maand daarvoor hem niet te veel zou zijn, terwijl hij onbegrensde belooningen in uitzicht stelde voor personen, die, gedurende den oorlog, op gunstige tijdstippen 1172

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1916 | | pagina 38