Spionnage en geheime dienst. (Nov. 1916. zelf 10 jaar lang het ambt van militair attaché heeft bekleed. Hïj voerde o a. het volgende aan „De voornaamste plicht van den militairen attaché is: aan de „vreemde officieren van alle landen, waarmede hij dagelijks in „aanraking komt, een hoog denkbeeld te geven van de eer, de „waardigheid en, zoo mogelijk, van de groote wetenschappelijke „ontwikkeling en de hooge militaire waarde van al zijne kameraden. „De inlichtingen, die een militair attaché inwint veikrijgt hij langs „openlijken weg, voornamelijk uit couranten en tijdschriften; hij „ziet en leert, wat iedereen kan zien en lezen, maar hij doet dit „met deskundigen blik, een deskundigheid, die gegrond is op zijn „speciale militaire studiën en zijn vroegere ervaring in den dienst „op het Ministerie van Oorlog en bij den Generalen Staf. „In de couranten staan dikwijls de ernstigste geheimen ontsluierd „voor hen, die ze goed leest; ook zijn er altijd veel loslippige „lieden, die geheimen vertellen. De militaire attaché doet met „dit alles zijn voordeel, doch daarin is niets ongeoorloofds gelegen, „wat op spionnage lijkt; hij verricht zijn werk openlijk en niet „onder valsche voorwendsels, zooals de spion. „Nu kan het voorkomen, dat hij op een geheim stuit, waarvan „hem de ontsluiering van beteekenis voorkomt voor zijn regeering. „Dan meldt hij dit den minister. Deze kan er zijn spionnen op „afsturen, doch hij mag den attaché niet met die spionnage be fasten: deze moet er buiten blijven." C. A. JORISSEN, Kapt. Art. Bronnen. Baden Powel. My adventures as a spy. London. 1915. Hamil Grant. Spies and secret service. London. 1915. Paul et Suzanne Lanoir. Les grands espions. Paris. 1911. Routier. L'Espionnage et la Trahison en temps de paix et en temps de guerre. Paris. 1913. James Violle. L'espionnage militaire en temps de guerre. Paris. 1903. 1185

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1916 | | pagina 51