.Nov. 1916.]
Het schieten op vliegtuigen, enz.
Dat geen juistheidsvuur bereikt wordt, zal ik nimmer durven tegen
spreken, doch dit is ook nimmer door mij getracht geworden en
heeft ook niet in de bedoeling gelegen. In nnjn verhandeling wor
den in deze slechts bewooidingen geDruikt als „net niet ai te onnauw
keurig bepalen der correcües'' op de eene plaats en „het ten naaste
bij bepalen daarvan" op een andere plaats. Uat evenwel met de af
leiding der formules de bruikoaarneid van aeze in het gedrang is
gekomen, zal men nog moeten aantoonen. het is natuurlijk moge
lijk, dat men voor een of ander verondersteld geval kan becijferen,
dat de methode zonder resultaat moet blijven, doch daarmede is
de methode zelf toch nog geenszins veroordeeld? Het is b.v.
gemakkelijk om aan te toonen, dat een doel met zeer kleine (6U K. M.)
of zeer groote snelheid (ibu is.. M. of meer) in veel gevallen niet getrof
fen kan worden, doch is men daarom al dadelijk verplicht om in
ruimere mate te strooien, teneinde meer zekerheid ie hebben, dat ook
deze doelen in de werkingssfeer vallen? Lieze vraag mag m.i.
ontkennend beantwoord worden, zoolang afgezien nog van de
moeielijkheid, zoo niet onmogelijkheid om de snelheid vlug en goed
te bepalen de vliegmachines met dergelijke uitzonderingssnelheden
op het gevechtsveld, in verhouding tot die, welke snelheden hebben
als door mij aangenomen, verre in de minderneid zijn, want tegen
het voordeel, dat in b.v. ll°/o gevallen een grooteie nefkans bereikt
wordt, staat het nadeel, dat men in de overige Ü0°/o gevallen zich
zou moeten tevreden stellen met een aanzienlijk kleinere kanswaarde
van het enkele projectiel, üe strooiingsrecnthoeKen (combinaties
van vakjes) in lengte en breedte voor deze momenteel nog min
of meer zelden voorkomende doelen eens 1.4 maai zoo groot ne
mende, dan wordt voor de meer algemeen voorkomende doelen de
kanswaarde van het enkeie projectiel al dadelijk met ongeveer de
helft verminderd. De kwestie van het stellen van de grens is hier iets
overeenkomstigs als bij het schieten van de artillerie, waarbij steeds
de bewerker van een of andere methode zich voor de vraag gesteld
ziet: wordt bij het inschieten niet meer weggegeven dan bij het
voortgezet vuur wordt teruggekregen? Dat ueze vraag dikwijls niet
zoo gemakkelijk is op te lossen, blijkt wel uit de omstandigheid, dat
in dit opzicht nog al eens een wijziging in de schietregels is moe
ten worden aangebracht.
119?