Het schieten óp vliegtuigen, enz. [Nov. 1916.
1197
Voor r 45° en t b. v. 3C°, moet de hoogtecorrectie gelijk zijn
aan de helft van de breedtecorrectie, omdat alsdan sin t W2 Een
eenvoudige becijfering kan aantoonen, dat de methode P. in dat
veronderstelde geval geen resultaat kan geven. Voor hen, die meer
dere voorbeelden zullen willen uitwerken, zij teneinde in deze
een goed inzicht te krijgen nog opgemerkt, dat de waarschijnlijk
heden voor verschillende waarden van hoek r gelijk zijn en dat,
zooals reeds gezegd is, in de meest voorkomende gevallen de
afstand groot en de terreinhoek betrekkelijk klein is. Dit laatste
zullen wij thans aantoonen.
Voor de bepaling van de waarschijnlijkheid, dat een doel zich
bevindt op een afstand van 400, 500, 600 tot 2J0O M, nemen we
aan, dat de waarschijnlijkheidskromme voor verschillende waarden
van hoek r een rechte lijn is evenwijdig aan haar X-as, en ver
onderstellen we voorts alle doelen als horizontaal vliegend, wat
gemiddeld het geval is, en welke veronderstelling van geen invloed
is op de uit te voeren becijfering, terwijl uit den aard de snelheid
een factor is, die bij dit viaagstuk geheel buiten beschouwing moet
blijven.
We beschrijven thans halve bollen met de batterij als mid
delpunt en met stralen van 350, 450, 550, enz. tot 2050 M.
In deze halve bollen brengt men horizontale vlakken aan op
350, 450, enz. tot 1950 M. Op gemakkelijke wijze laten zich
nu de oppervlakten der cirkelringen bepalen, welke door de concen
trische bolringen worden afgesneden, waarna op eenvoudige wijze
kunnen worden afgeleid de verhoudingsgetallen en daaruit weder de
procenigetallen voor de verschillende afstanden van 4UU tot 2000 M
der bereikbare doelen. Eens aannemende (wat stellig niet juist is),
dat enkele willekeurige hoogte van het vliegtuig boven den grond
tusschen 400 en 2000 M even waarschijnlijk is, dan vindt men:
piocentgetallen voor doelen 0 0 1 12 2
op etn aisianu van 4UU 500 600 700 800 900
3 4 5 6 7 8 9 11 12 14 15
1C00 1100 1200 1300 14U0 1500 1600 1700 1800 1900 2000,
Tegen de aanname, dat elke hoogte boven den grond tusschen
400 en 2000 M even waarschijnlijk is, is veel in te brengen, doch
door deze als constant aan te nemen, wordt geen tastbare foutge-