Nov. 1916.] Een wederwoord van G. aan den Kapitein der
Mitrailleurs J. Peters.
buitengevecht stellen van handlangers te kunnen bijspringen, wat
heel wat anders is, dan het in vredestijd hebben van reserve-
handlangers, die tusschen de vaste ploegen handlangers en geleiders
in staan en dienen om door overplaatsing aa. openvallende plaatsen
van handlangers in te nemen.
Die reserve-handlangers nemen deel aan de schietoefeningen,
schietboekjes hebben ze niet.
Geleiders, die ook enkele oefeningen medeschoten, heb ik nog
nimmer gezien.
4e. Wordt een lans gebroken voor het „Voorbeeldschieten" om den
man duidelijk zijn fouten te laten zien op de schijf. Ook hiervoor
voel ik weinig. Aan een duidelijk beeld, hoe slecht de man wel
schiet in verhouding tot anderen, heeft hij weinig.
Naar mijne meening is het grondbeginsel van onderwijs op elk
gebied: den leerling attent maken op diens fouten.
Door het éénmaal zien en begrijpen van eene gemaakte fout, leert
men duizendmaal meer dan door het tienmaal bij on)geluk goed
doen van iets.
Het den man vertoonen van zijne fouten, door hem het verkregen
trefferbeeld voor oogen te brengen, is dus alleszins nuttig en nood
zakelijk, omdat hij daardoor tevens de proef op de som ziet op de
bemerkingen, die zijn onderwijzer nog omtrent zijn schieten
maakte.
Bij onderwijs gaat steeds een voorbeeld aan het werk vooraf.
Dat voorbeeld wordt hier, alvorens de man zelf schiet, door een
bekwaam schutter geschoten en dient om hem te toonen, hoe hij
het niet moet doen of wel moet doen, al naarmate ik den voorbeeld-
schutter fouten doe maken of niet.
De leerling leert hieruit, wat hij met zijn wapen, in positieven
zoowel als in negatieven zin kan bereiken.
In de op één na laatste alinea van blz. 1188 staat dan ook:
„dat ten doel heeft aan de in opleiding zijnde manschappen daad
werkelijk door een goed schutter te doen vertoonen, welke uitkomsten,
onder verschillende omstandigheden, met den mitrailleur verkregen
kunnen worden."
1210