Een wederwoord van G. aan den Kapitein der [Nov. 1916.
Mitrailleurs J. Peters.
Eerst daarna schiet de man, die in opleiding is, en vergelijkt zijn
serie met die van het goede beeld en wijst de onderwijzer hem op
„welwillende" wijze op de verschillen.
Er is geen sprake van, dat ik den man wil laten zien, hoe erbarmelijk
hij schiet in verhouding tot anderen, dat ik er op uit ben om zijn
lust en ijver te knakken.
Op al. 1. blz. 1189 staat toch:
„Het animeert den man, wanneer hij ziet, wat met zijn wapen
bereikt kan worden, en het prikkelt zijn ijver om tot diezelfde re
sultaten te komen."
Wij allen weten, hoe vlug de man bij slecht schieten de
schuld aan zijn karabijn geeft, totdat wij hem, door zelf „goed" te
schieten met hetzelfde wapen, bewijzen, dat hij die slechte schiet-
uitkomsten alleen aan zichzelf te wijten heeft, dat zijn wapen puik is.
Geven wij hem dat voorbeeld hier naderhand niet, dan raakt hij
het vertrouwen in zijn wapen kwijt, voorgoed, en met tegenzin zal
hij de volgende schietoefeningen volgen.
G.
1211