Nov. 1916.) De belangstelling voor het paard enz.
op Java ik blijf in gedachte nog even aan het langzamerhand
verouderend principe der verdediging van Java alleen vasthouden
veel nijpender zal doen gevoelen dan de toestand in Europa zulks
in Nederland doet, mogen we ons hier in Indië wel degelijk die
conclusie ter harte nemen.
Het gaat er hier niet alleen om, dat er meer gerend moet worden,
maar in de eerste plaats, dat het paardrijden meer gemeen goed moet
worden. Ik blijf er verre van het feit te loochenen, dat de bevordering
der rensport ons ook nader tot het beoogde doel brengt. Door op
heffing van het totalisator-verbod kan al dadelijk de rensport meer
intensief beoefend worden. Hiervoor wordt op het oogenblik in Holland
weer hard gewerkt, en zal het succes van dat werken ook de Indische
rensport ten voordeel strekken.
De rensport echter is door hare strenge eischen van physieke gesteld
heid van den ruiter en aan de prima kwaliteit der paarden met hun
minstens tweemaal hoogere marktwaarde niet geschikt hare beoefening
tot gemeen goed gemaakt te zien. Wel is zulks het geval, waar het
minder op snelheid aankomt, zooals bij het, laat ik zeggen, „ge
wone" paardrijden, het jacht- en terreinrijden, schoolrijden en
mennen.
Het meerder populair worden van paardrijden brengt vanzelf mede,
dat er op Java en elders in den Archipel meer rijpaarden zullen
komen. Verder de belangstelling in goede tuigpaarden en de vraag
daarnaar!
Elk waar paardenliefhebber(-ster) zal bij aankomst uit Europa
in ons Indië met verbazing naar al die aftandsche en (of) perma
nent kreupele viervoeters staren, die hier door tal van gefortuneer-
den voor hun équipages worden gespannen. Ik twijfel er sterk aan, of
een Hollandsche groenteboer ze voor zijn wagen zou willen hebben.
Ik heb me altijd erover verbaasd, waar schrijvers van Indische
romans de brutale fantazie vandaan halen in hunne pennevruchten
„vele elegante équipages enz." langs Weltevreden's of anderer plaatsen
schoone dreven te laten gaan, 't Is een openbaring een enkele, maar
dan ook doodenkele, met een keurig span tegen te komen.
Wel worden bijdragen, en zelfs periodieke, afgestaan voor het
„Blauwe Kruis" op het oorlogstooneel in Europa; maar voor Indië
schijnt zooiets als het Blauwe Kruis overbodige luxe. Niet dat zulks
af te keuren is. Integendeel! Maar 't hemd is nog altijd nader dan
1213