nagekomen 5lukken. De Gewapende Politie. Ondergeteekende wenscht gaarne, naar aanleiding van hetgeen voorkomt op blz. 454 en 1093 van het Indisch Militair Tijdschrift van dit jaar, het volgende op te merken: Het gaat m. i. niet aan bij herhaling op zoo smalende wijze te schrijven over een Korps, dat reeds menigmaal den Lande in moei lijke omstandigheden belangrijke diensten heeft bewezen. Ofschoon het verzwijgen van zijn naam bij het voeren van polemiek volstrekt niet onvoorwaardelijk is af te keuren, meen ik toch, dat het nu voor —ss— wel eisch van ridderlijkheid wordt om verder met open vizier te strijden. Het is thans reeds de tweede maal, dat tegen zijn schimpscheuten op het Korps gewapende Politie in een onderteekend artikeltje wordt geprotesteerd. Ik zou nu wel willen hooren, uit welke bronnen s s zijn ongunstige meening over dat Korps heeft geput. Schrijver dezes is met de gewapende politie nog niet te velde geweest, doch heeft zich 4 jaren geleden bezig gehouden met de bestudeering van hare reorganisatie en is de laatste 8 maanden werkzaam op het Hoofdbureau alhier, waar hem tal van beschei den onder de oogen komen, die voor een juiste beoordeeling van de waarde van het Korps van groote beteekenis zijn. Ik heb er geen bezwaar tegen, de opvatting van s s volgens welke het Legerbestuur der gewapende politie - wat hij noemt „haar ruggegraat", nl. het gedetacheerde legerkader-moet ontnemen, te bestrijden, maar vorder tevoren, dat ss zijn bewering, dat hij een bestrijder van zijn opinie niet „au sérieux" zal nemen (bl. 1C93 Octoberafievering van dit jaar), intrekke. Zulk een bewering toch, ss—, zal hij mij bij eenig nadenken moeten toegeven, is niet geheel en alséiieux, Weltevreden, den 5en December 1916. J. F. den Ouden. Gep Majoor-titulair, Divisiecommandant der Gew. Politie. mi

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1916 | | pagina 111