De Veldversterkingskunst in het N. I. Leger. (Dec. 1916.
Zonder te willen vervallen in een kritiek over, hetgeen gedurende
de legermanoeuvres op het gebied der veldversterkingskunst gepres
teerd werd, kunnen we niet nalaten hier te vermelden, hoe op den
laatsten manoeuvredag een gedeelte der stelling van Rood, niette
genstaande de oordeelkundige keuze der weerstandslijn, zich voor
den aanvaller reeds op grooten afstand duidelijk afteekende door
de onvoldoende maskeering. Men had hier te kort gedaan aan wel
licht den voornaamsten eisch der veldversterkingskunst: onzicht
baarheid voor den vijand tot op den kleinsten afstand
Een lichtpunt temidden van de duisternis, die op het gebied der
veldversterkingskunst in het Indische leger thans <nog heerscht, is de
verschijning van Deel IV van het „Handboek voor den technischen
dienst van de veld-compagnieën van het korps Genietroepen van
het Nederlandsch-lndische leger", in welk werk de veldversterkings-
en sappeurkunst wordt behandeld. Het bevat een zorgvuldig bewerkt
résumé van het bekende Nederlandsche standaardwerk der veldverster
kingskunst van Snijders-Bodenhausen, aangepast aan Indische toe
standen en materialen.
Ongetwijfeld zal het bij de Genietroepen aan eene lang gevoelde
behoefte voldoen, al wil het ons toeschijnen, dat er toch ook veel
overbodigs voor dat wapen in voorkomt. Hoe bijv. een tirailleur
linie zich tijdens den aanval ingraaft, zal een genist betrekkelijk
weinig kunnen schelen, terwijl een bepaling, dat ieder aanvoerder
er naar moet streven zijne afdeeling aan de omgeving te doen aan
passen, in een handboek uitsluitend bestemd voor de Genietroepen
al zeer weinig tot haar recht komt.
Bovendien zal niemand kunnen ontkennen, dat de Infanterie en
niet minder de Veld-Artillerie en de Mitrailleurs veel meer behoefte
hebben aan een werk, waarin voor ieder wapen is aangegeven, wat
op het gebied der veldversterkingskunst noodig is. Waar vrijwel alle
versterkingen op het gevechtsveld door deze wapens zelf moeten
worden aangelegd, zijn het juist deze wapens, die de veldverster
kingskunst moeten beheerschen. terwijl van de genietroepen in
hoofdzaak gevergd wordt speciale technische vaardigheid op verschil
lend gebied, waarmede dan echter ook kan worden volstaan.
Thans is echter aan een zeer klein gedeelte wan ons leger eenè
handleiding verstrekt, waaraan bij het zoo oneindig veel grootere
andere gedeelte veel dringender behoefte bestond.
1277