De Veldversterkingskunst in het N. 1. Leger. (Dec. 1916. versterkingskunst en den daaraan te besteden tijd beter meent te kunnen aanwenden, doch zelfs vreest, dat die vaardigheid remmend zal werken op den offensieven geest, waarmede het leger dient be zield te zijn. Zonder nu in het minst iets te willen afdingen op de groote voor deden van een stoutmoedig den vijand tegemoettreden, waar zulks met eenige kans van slagen slechts mogelijk is, staat het voor ons onomstootelijk vast, dat in den toekomstigen oorlog -althans een deel van ons leger - de kans heeft zich voor langeren of korteren tijd met eene defensieve rol tevreden te moeten stellen en dan maar al te zeer de waarde zal weten te begrijpen van een snel en handig toepassen van de beginselen der veldversterkingskunst. Dat een grondig beoefenen van de veldversterkingskunst in vredestijd en de toepassing van het geleerde in oorlogstijd den offensieven geest van het leger zal schaden, is overigens eene meening, die we met beslistheid moeten tegenspreken. Voor hen, die voldoende diep zijn doorgedrongen tot het wezen der veldversterkingskunst, kan het geen geheim meer zijn, dat een doelmatige beoefening en toepassing daarvan al heel weinig heeft uit te staan met den geest van het leger. Wij zien in de veldversterkingskunst dan ook niets anders dan een tactisch middel in de hand van den bevelhebber om, waar zulks noodig wordt geacht, aan te wenden tot het bereiken van zijn doel: de vernietiging van den tegenstander. Doch eerst een grondige kennis der veldversterkingskunst geeft waarborgen voor eene doelmatige toepassing van dit middel door den bevelhebber en eene goede uitvoering door de onderaanvoerders. Dan zal bij eene troepenafdeeling, die tijdelijk met eene defen sieve rol wordt belast, den aanvoerders de bedoeling duidelijk voor oogen staan en zal de troep, zich bewust van zijne vaardigheid in de toepassing van de veldversterkingskunst, met vertrouwen den vijand afwachten. Het moreel behoeft dan niet de dalen, de offen sieve geest niet te verslappen, hetgeen wel het geval zal zijn, wan neer aanvoerders en soldaten - tengevolge van onvoldoende oefening in vredestijd - bemerken, dat hunne handen vreemd staan voor het opgedragen werk. Vooropstellende nu, dat in den toekomstigen oorlog eene (tijdelijke) defensieve rol voor enkele afdeelingen van ons leger beslist onver- 1279

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1916 | | pagina 13