De Veldversterkingskunst in het N. I. Leger. (Dec. 1916.
o. a. zou beoefend worden het maken van loopgraven, schuilnissen,
hindernissen enz.
Uit het voorgaande moge al eenigszins gebleken zijn, dat wij eene
geheel andere meening zijn toegedaan. Alles wat de Infanterie
om ons verder tot het hoofdwapen te bepalen in werkelijkheid
op het gebied der veldversterkingskunst moet kunnen uitvoeren, dient
een onderdeel te vormen der Infanterie-opleiding, welke opleiding
overigens geheel bij het wapen zelf, door eigen personeel moet
plaats hebben. Evenmin als de genietroepen bij de Infanterie in
opleiding komen om te leeren schieten, evenmin behoeft de Infanterie
van de Genie te leeren, op welke wijze loopgraven worden aangelegd.
De genietroepen blijven een wapen in de hand van den A.B om
ingezet te worden, waar dit in verband met hunne technische vaar
digheid het wenschelijkst wordt geacht.
Dat deze technische vaardigheid overigens vrijwel alles bevat,
wat Inf., Art. en Mitr. op het gebied der veldversterkingskunst moeten
kennen, daar het o. a. de taak van de genietroepen kan zijn om
zelfstandig met behulp van burgerarbeiders eene stelling in te richten
bijv. in den rug der troepenblijft eene omstandigheid, die niets
aan de kracht van ons betoog afdoet.
Intusschen moet uit het voorgaande niet worden afgeleid, dat er
voor de Infanterie niets van de genietroepen te leeren valt. Vooral
thans, waar door de onvoldoende oefening der Infanterie, de ge
nietroepen op het gebied der veldversterkingskunst verreweg de
meerderen zijn, zal wel degelijk geprofiteerd moeten worden van de
ervaringen, die door de genietroepen op dit gebied reeds zijn op
gedaan, hetgeen het beste kan geschieden door ook officieren van
dat wapen te raadplegen bij de samenstelling van een pionier-voor-
schrift voor de Infanterie.
IV. Welke middelen moeten worden aangewend om te geraken tot
eene meerdere waardeering van de veldversterkingskunst?
Dit artikel zou niet op volledigheid kunnen bogen, indien we het
niet besloten met aan te geven, op welke wijze tot een meerdere
appreciatie der veldversterkingskunst kan worden gekomen.
Ontegenzeglijk valt het meeste te verwachten, wanneer de drang
daartoe uitgaat van boven, en deze zou het beste tot uiting gebracht
kunnen worden door eene spoedige verschijning van een pionier-
1281