Dec. 1916.] De G. 0. B. A. en de batterij.
Alvorens nu over te gaan tot het onderwerp, dat natuurlijk han
delt over opleiding en oefening, eerst nog eenige andere feiten, die,
evenals de voorschriften, daarmede in nauw verband staan.
Van de acht batterijcommandanten, die 1 October 1915 bij de
Ber. Art. dienden, zijn er thans nog drie over, het depot medege-
rekend. Ondergeteekende nam ongeveer een jaar geleden de batterij
over met twee luitenants, heeft sinds dien vier luitenants (adj. o.
off. instr.) er bij gekregen en vier zien vertrekken of overgaan in
anderen dienst. Van de thans aanwezige kanonniers zijn 5C °/o, van
de stukrijders 30°/o na 15 Maart (einde van het meer elementaire
gedeelte van het 1ste tijdperk) bij de batterij gekomen Van de
wachtmeesters is in één jaar tijds ongeveer de helft vervangen.
De bovengeschetste toestand, voor wat betreft reglementen en
personeel, wettigt de vraag: „Wat komt er dan terecht van de voor
schriften uit den G. O. B. AHet antwoord kan in het kort luiden
„Men past den G. O. B. A. toe, voldoet voor het uiterlijk aan de
gestelde eischen, maar komt feitelijk niet over den opleidingstoestand
heen." Het gaat er mede als met sommige ruiters, die jarenlang
eenzelfde paard „africhten", maar niet over een beginstadium heen
komen.
De vele veranderingen in het personeel en vooral in de encadree-
ring zijn oorzaak, dat men na het eerste tijdperk al spoedig genood
zaakt is weder met elementaire oefeningen te beginnen. Zoo gaarne
zou men van tusschen grootere oefeningen gelegen periodes gebruik
maken voor sport en lichaamsoefeningen (G. O. B. A. 27). Het is
echter onmogelijk, want die dagen zijn noodig om elementaire zaken
op te halen en nieuw personeel te oefenen, anders zit men opeen
gegeven moment zonder geoefend kader, verkenners, vuurleiders,
richters, seiners, stukkeknechts of telefonisten. Verder is men we!
genoodzaakt in de bespanningen stukrijders in te deelen, die men
liever niet zoo plotseling vanuit de handen der depot-instructeurs
ziet komen onder toezicht en leiding van personen, die voor een
groot gedeelte zelf nog veel moeten leeren (o. a. Maleisch), en in
een periode, waarin R. V. A., V, F (oefeningen in het terrein) veel
1) De bijgekomenen, die vertrokken, zijn niet eens medegeteld.
De toelichting, dat de bijgekomenen bijna alle van het ,Depot of uit
Nederland komen, is hier misschien niet overbodig.
1268