De G. O. B. A. EN DE batterij. [Dec. 1916. te pas komt. lntusschen gaan training, grootere en kleinere oefeningen, S. i. a t., manoeuvres door, en al kan het voor het uiterlijk soms wel eens aardig gaan, in het innerlijke is achteruitgang op te merken; het nauwkeurige gaat er af, en daarmede een groot deel van de zoo noodige samenwerking. Hoe kan het ook anders, als onder de S. Cn en St. Cn. personen zijn, die niet of slechts theoretisch op de hoogte zijn van hun taak, die nog moeten leeren „kijken", „zien", „handelen", kortom, méér doen dan commando's herhalen. Het gaat nog eenigen tijd draaglijk, maar telkens stuit men op gebrek aan kennis of geoefendheid, men verhoogt in schijn de resultaten door te werken in de richting van een specialiteitengezelschap, maar op den duur is ingrijpen en afwijking van den G. O. B. A. noodig om achterstand wat bij te werken, anders loopt het mis. Ik stel toch geen te hooge eischen door te vergen, dat ieder luitenant zelfstandig S.C vuurleider, patrouillecomdt. moet kunnen zijn, en ieder wachtmr. St. C St. Wr., ondergeschikt S.C., patrouillecomdt., C.G.T., en in eenvoudige gevallen vuurleider; de korporaals St. C., K. G. T.; het Inl. kader geleider, K. G. T., enz., de rest naar rato. Eene afzonderlijke klasse voor de minder geoefenden heb ik ook geprobeerd, maar het beviel me niet; zoo'n klasse werkt storend in deze periode van oefeningen en instructie gaat op straf gelijken. Het vorenstaande geeft slechts een heel klein kijkje in den inner- lijken toestand van eene batterij tijdens de zomeroefeningen (mis schien generaliseer ik ten onrechte), maar is m. i. voldoende om de urgentie van verbetering aan te toonen. Recept: „Wisseling in commando moet worden vermeden. (G O. B. A., 7 Het is bekend, dat daaraan thans moeilijkheden zijn verbonden, en dat van meer dan eene zijde op meer stabiliteit in den troep is aangedrongen. De meeste stabiliteit ziet men buiten den troep en de troep heeft het toch zoo hard noodig, want in zoo menig opzicht wordt de troep te kort gedaan ten gunste van wat er buiten staat. Men vrage eens, hoe dikwijls een Afd. Cdt. of Bat Cdt. zijne batterijen of compagnieën van commandant ziet wisselen; hoe lang de overgave (tijd van samenwerken inbegrepen) duurt van een bureau, en hoe lang men er over pleegt te doen om eene batterij over te nemen; als een officier buiten den troep en een troepenofficier van betrek king moeten wisselen, wie moet dan zijn vervanger afwachten; drukt 1269

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1916 | | pagina 3