Dec. 1916-1 De. G. 0. B. A. en de batterij.
het incompleet aan officieren ook op de betrekkingen buiten den
troep; worden voor onderofficiersbetrekkingen buiten den troep
conducteur, vuurwerker, e. d. niet bijzonder hooge eischen gesteld?
De vorige comdt der Iste Afd. V. A. had binnen 3 jaar tijds
6 B.Cn. gehad voor 2 batterijende Comdt der Ilde Afd. V.A. zag
in enkele maanden de beide B. Cn. en 2 geoefende luitenants ver
dwijnen.
Kan de troep zoo iets straffeloos ondergaan? Neen!
Waarom dan in deze richting zoo weinig wordt gedaan ten bate
van den troep? Omdat achterstand bij den troep zich behalve in
den staat O. B. niet in cijfers toont, en voor 't uiterlijk de zaak
marcheert. Intusschen heeft de optredende B. C. veel tijd noodig om
zich van alles op de hoogte te stellen, hij vindt, dank zij de vele
mutaties, slechts zelden luitenants, die er geheel „in" zijn en staat
op het gebied van voorschriften voor een toestand, die zacht uit
gedrukt in een beroepsleger niet zou worden verwacht. Hier ben
ik wel genoodzaakt een voorbeeld te noemen. Hij wil eens nagaan,
hoe de batterij er met oorlogsbepakking uitziet; hij gaat de G. B.,
den G. T. en het eerste gedeelte B. T. voorbij hoewel daarover ook
veel zou zijn te zeggen en komt aan de treinvoertuigen. Aantal
en soort vindt hij in O. O. tabel zooveel (men fluistert, dat er veran
dering in komt), tuigen staan beschreven in LI., uitrusting in een
aanschrijving, bepakking in ontwerpen. Hij klampt zich vast
aan een ontwerp, haalt uit allerlei schrifturen iets over soort en hoe
veelheid vivres, fourages, noodrations, papier, olie, enz. gooit met
de muts, als hij b.v. voor noodration fourage inh. paarden vindt
2.5 KG. gaba, ergens anders 0.85 KG. gaba, ergens anders 1 KG.
gaba, ten slotte hoort, dat dit alles weer verandert, en heeft ten slotte
iets, wat wel niet volgens het nog niet bestaande voorschrift is,
maar waarmede hij tenminste de zaak bij elkaar heeft. Overbo rig
werk? Mogelijk; dat is eene kwestie van opvatting.
Als tweede voorbeeld omdat het vorige niet alleen voor de Art.
gold noem ik de bewapening (V. W. M. A. en T. uitg. 1915). A. is
bewapend met pistool, B met karabijn, C met pistool, D met kara
bijn en mar. sabel, E met kapmes, F met kapmes of parang Reken
nu verder, dat de karabijn van B andere toebehooren en munitie
uitrusting heeft dan die van D.; dat niet vaststaat, hoeveel personen
C, D en F worden ingedeeld; zorg dan maar, dat de benoodigde
1270