Dec. 1916.J De G. O. B. A. en de batterij. e. van de kanonniers zoo spoedig mogelijk de geoefenden uitscha kelen, en speciaal aandacht schenken aan de zwakkeren. Met de eerstgenoemden als er een onderwijzer voor is door gaan met volgende oefeningen per sectie 1 onderwijzer voor de stukrijders, 1 voor de kanon niers en 1 in reserve; g. diezelfde indeeling volgen bij alle andere oefeningen, schieten, theorie, marschen en gevechtsoefeningen; h. is er een derde luitenant, of zijn er nog onderoff., dan kunnen deze in opleiding komen. Als dan de B. C. zelf ook hier en daar afwisselend als instruc teur optreedt, geeft hij daardoor practisch aan, hoe hij de oefening wenscht gehouden te zien, en geeft hij den S. C. gelegenheid bij alle soort oefeningen onderwijzer te zijn (te worden). In verdere periodes van het eerste tijdperk verandert de aard der oefeningen (trekoefening, aanspannen van rijpaarden, alle paar den B. H. en in het A.-span, seinen over grootere afstanden, enz.) Het zou me te ver voeren en te veel van de gastvrijheid van het I. M. T. vragen, als ik thans ook hierover ging schrijven en mede deelde, wat ik daarbij ondervond als gevolg daarvan, dat ik per soneel en dieren niet kende, en de officieren weinig of nooit der gelijke oefeningen hadden gezien. Evenmin zal ik schrijven over wat daarna volgt (entrainement, batterijoefeningen, kleine oef. met Inf.). Het vorenstaande lijkt me reeds voldoende om nogmaals aan te dringen op de opvolging van G. O. B. A., 7, in 't belang van snel heid, kalmte en rust (V. G. V. B. A. p 133), maar voora van de rust. October 1916. J. Groenhof. Kapt. Art. 1274

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1916 | | pagina 8