ging geschaad wordt Om den rechter, die dat Ie bcoordeclen heeft,
op weg te helpen, heeft de wetgever nu eenige punten opgesomd,
die op straffe van nietigheid aanwezig moeten zijn. De wetgever
vond, dat men op zijn minst die eischen mocht stellen, wilde men
den beklaagde een behoorlijk uitgangspunt voor zijn verweer geven.
Deze nietigheid, die hier bedreigd wordt, noemt Mr. Nederburgh
eene formeele nietigheid, die de rechter zal hebben uit te spreken,
als blijkt, dat de opsteller van de ten lastelegging aan de door de
wet vereischte gegevens niet voldoet, waartegenover staat eene
andere soort van nietigheid, die de schrijver genaamd heeft wezenlijke
nietigheid, die in het algemeen bestaat, als de acte niet voldoet
aan de eischen, die men mag stellen voor eene behoorlijke verdedi
ging van rden beklaagde Soms kan de nietigheid reeds uitge
sproken worden, voordat het eigenlijke proces begonnen is, en zulks
naar analogie van hetgeen vervat is in artikel 130 Sv. al 2. 2).
Is de Wetgever zeer streng in zijne eischen ten aanzien van de for
meele nietigheid, de rechter behoort eveneens met betrekking tot de
wezenlijke nietigheid niet al te toegevend te zijn. Aan de andere zijde
zal men wel doen te onderscheiden, blijkbare schrijffouten mag men
niet van zoodanig gewicht achten, dat daardoor de geheele tenlasteleg
ging behoort te worden vernietigd, hetzelfde zal men ten opzichte van
kleine vergissingen hebben in acht te nemen. Herhaaldelijk is dan ook
door den rechter, die drarop gewezen werd, geantwoord, dat dergelijke
klachten niet geldend genoeg waren om de dagvaarding te niet te
doen, omdat de verdediging niet was geschaad. Zoo werd bij sen
tentie van het N. H. M. G. van 16 October 1914 3) bepaald, dat
de acte wel vermeldt, dat een feit in werkelijkheid op 3 "Juni, is begaan
op 20 Juni, maar dat dit aan eene schrijffout moest worden toege
schreven en den beklaagde derhalve niet behoefde te worden vrij
gesproken van de aanklacht. Waar de verdediging een fout in een
gestelden datum zelf opgevat had, als stond er de juiste, daar diende
8
t) Hoofdstukken over strafvordering, dl 1. blz. 16.
2) Welke zinsnede alsvolgt luidt: Ingeval de beklaagde mocht
vermeenen eenige exceptie te kunnen bij brengen, krachtens welke hij
of in het geheel niet, of wel om een en anderen echter zoude moeten
worden terecht gesteld, zal hij die reeds dadelijk, zelfs vóórde beantwoording
der bij het vorige lid bedoelde vraag, kunnen aanvoeren of door zijnen
verdediger doen aanvoeren en met den officier van justitie voldingen. De
raad zal dadelijk uitspraak doen over de toelating of de verwerping der
aldus voorgedragene exceptie.
3) M. R. T. dl, X. blz. 531.