de aanklacht niet te worden vernietigd, gelijk de Haagsche krijgs raad bij vonnis van 28 Januari 1911 onder de oude Rechtspleging; aannam Bij eene andere gelegenheid oordeelde het Hof, dat beklaag de niet was geschaad in zijne verdediging a' was de vermelding van de plaats, waar beklaagde het feit had begaan, verkeerd aan gegeven; men had namelijk ten lastegelegd, dat het feit was begaan a/b van den torpedojager Hermelyn, terwijl inderdaad Hr. Ms. Koning der Nederlanden de plaats van het misdrijf was. Daarentegen werd door de rechtbank te Amsterdam beslist, dat het uitvallen van enkele woorden in eene beschikking tot verwijzing door het feit, dat zij dientengevolge onduidelijk werd, de beklaagde wel in zijne verdediging had geschaad en dan ook behoorde nietig verklaard te worden Bij arrest van 20 Maart 1912 nam het Hof aan, dat doordeabu- sievelijke vermelding in de dagvaarding, dat de doodelijke wonde is toegebracht boven het linkeroog in stede van boven het linkeroor, niet iets anders ten laste gelegd is, gelijk de Raad van Justitie te Batavia bij vonnis van 18 Januari 1912 3) deed, waarbij overwogen werd, dat die wonde althans op het hoofd toegebracht was en vaststaat, dat de getroffene op dat lichaamsdeel slechts ééne verwonding heeft bekomen. Als de ten l2Stelegging dit nu eens niet had aangegeven? Hoe nu, wanneer beklaagde een afschrift van de ten lastelegging krijgt, dat niet overeenkomt met het origineel, bijv. er is een ver keerde datum aangebracht dan wel een plaatsnaam verkeerd genoemd. De H. R. was vrij toegevend op dit punt en op den voorgrond wederom stellende, dat men na diende te gaan of beklaagde in zijne verdediging was geschaad, bepaalde het College bij arrest van 15 November 1909 dat het aan beklaagde gelaten afschrift der dag vaarding, ongeacht eene kleine omissie, van gelijke beteekenis is als het origineel en derhalve dan ook moet worden aangenomen, dat eene nietigheid van dagvaarding, voorgesteld opgrond van voren bedoelde commissie, terecht verworpen is. Iets anders is het, als de dagvaarding zelf niet juist is. Vermeldt daarentegen, zoo gaf de H. R. een ander maal te kennen, het afschrift, gelaten aan be klaagde, een anderen dag van verschijning dan het origineel, zoo is het den beklaagde gelaten nietig (arrest van 30 December 1912 5), 1) M. R. T. dl XI. blz. 96. Sententie N. H. M. Q. van 9 Februari 1915. 2) Weekblad v. h. Recht, No. 9056. Vonnis van 24 Juni 1910. 3) Tijdschrift v. h. Recht in N. I. dl. XCIX, blz. 152. 4) Weekblad v. h. Recht. No. 8941. 5) Idem. No. 9438. y

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1917 | | pagina 11