daar gelijk de H. R. reeds vroeger had uitgemaakt het aan den be
klaagde uitgereikte afschrift, voor hem geldt als de tegen hem
uitgebrachte dagvaarding, zoodat bij afwijking van het origineel
ook alleen dat afschrift tot grondslag van het tegen hem gevoerde
onderzoek en van eene mogelijk uit te spreken schuldigverklaring
kan strekken
Als in eene ten lastelegging een bepaald feit is neergelegd en
de voor de hand liggende gevolgtrekking kan gemaakt worden,
dat dan ook een ander feit begaan is, dan kan aangenomen worden,
dat dit tevens ten laste is gelegd; zoo verklaarde de rechtbank
te Amsterdam bij vonnis van 9 Juni 1911, dat als in eene dag
vaarding alleen stond aangegeven, dat beklaagde een haas had
geschoten zonder meer, dat dan tevens moest worden aangeno
men, dat ten laste was gelegd, dat de haas met een geweer was
geschoten 2).
Zoo gaf de Hooge Raad in het arrest van 30 November 1914 3)
aan, dat de wet niet eischt, dat in de omschrijving van eenig feit
in de dagvaarding elke omstandigheid wordt opgenomen, die voor
een beklaagde een aanknoopingspunt eener verdediging zou kunnen
vormen, zulks zeker niet op straffe van nietigheid.
De rechtbank te 'sGravenhage gaf bij vonnis van 25 November
1912 aan, dat al vallen eenige woorden van beteekenis uit de om
schrijving van het feit, de dagvaarding daarom nog niet nietig behoeft
te worden verklaard, als dtze volkomen duidelijk blijft 4).
Gaan wij thans eens in bijzonderheden na, waartegen de wetgever
nietigheid heeft bedreigd, dan hebben wij allereerst in beschouwing
te nemen:
I. Het feit en de omstandigheden.
Al dadelijk zij opgemerkt, dat tegen niet vermelding van de om
standigheden geene nietigheid is bedreigd. Waar bij de omschrijving
van het feit gemeenlijk de omstandigheden, waaronder het feit plaats
greep, worden aangehaald, zoo zal hieronder alleen over het „feit"
gesproken worden.
Wat hebben wij nu te verstaan onder het feit?
Uit niets blijkt, dat de wetgever heeft bedoeld, dat als een niet-
strafbaar feit ten laste gelegd wordt, de nietigheid van de acte vol-
1) Weekblad v. h. Recht No. 8912. Arrest van 25 October 1909.
2) Vergelijk Mr. J. A. Nederburgh. Hoofdstukken enz. dl. I. blz. 20.
3) Weekblad v. h. Recht. No. 9728.
4). Repertorium Nederlandsche Jurisprudentie 1913. blz. 68.
10