2e aangezien de bamboe door haar eigenaardigen bouw bij uitstek
geschikt is om te dienen als drijflichaam. Immers de bamboe is niets
anders dan een holle, waterdichte cilinder, op afstanden van 20 a 50 cM.
voorzien van waterdichte dwarsschotten, de zoogenaamde „rozen".
Door de aanwezigheid van deze dwarsschotten kan een lekkage in den
buitenwand slechts weinig achteruitgang van het drijfvermogen ver
oorzaken, daar het binnendringende water onmiddellijk gestuit
wordt door de twee rozen aan weerszijden van de beschadigde plek.
De vlotbrug bij Daraoelin nu werd gemaakt op een plaats, waar
de rivier over het water gemeten 65 meter breed is. Deconstructie
en de afmetingen van de brug zijn aangegeven in de fign. 3,4 en 5.
Uit het zijaanzicht, tevens dwarsprofiel van de rivier (fig 6 blijkt,
dat de totale lengte van de brug 76 meter bedraagt en dat de on
dersteuningen gevormd worden door 3 jukken a, 1 vierbeenige schraag
b, en 8 vlotten. Elk vlot bestaat uit 5 bossen a 11 stuks bamboe gom-
bong. De 11 bamboes van iedere bos of cilinder zijn met de stameinden
over en weer bijeen gebonden door 1 hoofdsjorringen (zie fig.
3 en fig. 4); de 5 cilinders zijn middels 7 dwarsregels c stevig tot
één vlot samengesjord; op de drie middelste dwarsregels zijn
5 draagbalken d. vastgebonden. Deze laatste dienen tot het vastmaken
van de liggers, bestaande uit elf bamboe gombong dik 10-i5 c.M,
gelijkelijk verdeeld overeen breedte van 2.50 M deze liggers steken
0.20 M. voorbij den middelsten draagbalk uit, zoodat elk uiteinde
van een ligger op drie draagbalken rust. Op de liggers is een dubbel
sesakdek met aan weerszijden een bamboeleuning aangebracht. De
ligging van de cilinders is zoodanig, dat het vlot aan het boven-
stroomsche uiteinde puntig toeloopt, (fig. 4). De vlotten bevinden zich
op een onderlingen afstand van 7 meter hart op hart, de liggers krijgen
daardoor een overspanning van 1.50 meter en kunnen a nzieniijk
worden versterkt door een dwarsregel e (fig. 5). De drij ende
ondersteuningen zijn verankerd aan een bovenstrooms over de rivier
gespannen staaldraadkabel van 26 m.M. dik (fig deze verankering
geschiedt met ankertouwen, die aan de voorste dwarsregels der vlotten
worden vastgebonden (fign 1 en 5).
Na voltooiing werd de brug beproefd door een veldbatterij uit
Tjimahi; het draagvermogen bleek z e e r v o 1 d o e n d e
te zijn, destukken konden gemakkelijk aangespan
nen passeeren, waarbij de paarden in het geheel geen vrees
toonden. Wegens gebrek aan voortvarendheid bij onzen photograaf
zijn wij helaas niet in staat een photo te geven van de brug op het
moment, dat de veldartillerie passeert.
20