Het beeld, dat Claremont ophangt van den toestand gedurende pfpH C oorl°gsmaanden. is inderdaad allerbedroevendst. Niet Hp tnti>V^n W3S d.a"ook m'in mededeeling in September 1915, dat oLSen tnt°ïfat1Sh HH We'ke de, verzorg'ng vaa zieke en gewonde schrrfpn Fn hu-Fh "v "1. veIei Ja bi,na a!le °Pzichten te kort takken van legerdienst. dC veterinaire- maar ook a"dere Behoeft dit bij een wereldoorlog, die vrij wel uit de lucht kwam vallen, geen groote verwondering te baren, anderen die zoo ge lukkig zijn daaruit kosteloze lessen kunnen putten, dienen daarmede hun voordeel te doen. Zoo ook wij in Nederlandsch-lndië; ook hier zal bij een onverhoopten inval van een buitenlandschen viiand de g0red £?.or8anjseerde vereeniging om den militair vetennairen dienst in zijn taak ter zijde te staan, niet overbodig zijn Het oogenblik is dan ook daar om deze aangelegenheid ernstig ter hand te nemen En wel met den moreelen en geldelijken steun van het in de eerste plaats daarbij belanghebbend departement n 1 dat van Oorlog. Met het voorbeeld voor oogen van de financieel een kommervol bestaan lijdende afdeelingen van de Nederlandsch- indische Vereeniging tot bescherming van dieren zal het wel geen "ade.r betoog behoeven, dat geldelijke steun niet kan worden ont beerd Men zal het Italiaansche voorbeeld moeten volgen en ruime regeeringsbijdragen daarvoor moeten beschikbaar stellen. Keeds is er d. z opgewezen, dat daarvoor in de eerste plaats de fondsen zouden kunnen worden bestemd, verkregen door het te gelde maken van de huiden en de cadavers van voor de consumptie geschikte afgemaakte legerpaarden, welke thans dooreen m i mis plaatst gevoel van pieteit ten opzichte van legerpaarden als nutteloos voor de maatschappij worden weggeworpen, door ze op kosten van den btaat te doen begraven. Zonder reeds tot een volledig plan te zijn gekomen omtrent de wijze, waarop een organisatie - onder weiken naam ook - vallende on der de internationale vereeniging de Roode Ster ware op te richten en te doen werken, wordt in overweging gegeven hierbij de volgende gedragslijn te volgen. l. Het Hoofdbestuur van de Nederlandsch-Indische Vereeniging tot bescherming van dieren trede in overleg met het Departement van Oorlog en nadat dit in beginsel zijn moreelen en financieelen steun heeft toegezegd, worde overgegaan tot de uitnoodiging van belanghebbenden en belangstellenden in deze aangelegenheid teneinde een voorloopig comité te vormen, waarbij uit den aard der zaak voor oogen moet worden gehouden, dat Bandoeng de zetel der toekomstige vereeniging moet zijn. za' dan behalve uit vertegenwoordigers van het Hoofdbestuur dienen te bestaan uit: a. een of meer vertegenwoordigers van de Afdeeling Bandoeng diere -Indische Vereeniging tot bescherming van b. een tweetal subalterne officieren te Bandoeng of te Tjimahi in garnizoen, waarvan te verwachten is, dat zij aldaar geruimen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1917 | | pagina 72