Als die kazerne gereed is, dan nog blijft de G. P. op zoo'n afge legen post onvoldoende verzorgd. Bijvoorbeeld de detachements commandant krijgt vijf gulden kleedinggeld per maand. Op den post zelf is niets te krijgen; hoe komt die man, die er al jaren zit, aan zijne kleeding? Dat is wel te raden; hij weet uit zijn militairen diensttijd nog wel zijn taillenummer, er zijn in het gewest militaire kleedingmagazijnen; zou dan zoo'n arme stakker, die dagen en da gen ver het binnenland in zit met z'n maandelijksche vijf gulden, niet geholpen worden? Al ware dit tegen de bepalingen, ik zou er geen verzet tegen aanteekenen, maar profiteert op die manier de G. P. niet van de magazijnen en hun beheer, waarvoor het Leger betaalt Ook daar is niets op tegenwe dienen allen hetzelfde land, maar is het niet erg onbillijk, dat men dan van de zijde van de G. P. in het licht gaat stellen, dat men zooveel goedkooper is dan het Leger, waarvan de G. P indirect op zoovele wijzen profiteert. De militaire lezer, die als het ware dagelijks zucht onder den vloek van zuinigheid, waaronder het Leger gebukt gaat, weet wel, dat de militaire posten niet met overdadige weelde worden uitgerust, hoe de noodzakelijkheid van elke verbetering deugdelijk moet wor den aangetoond, alvorens daartoe machtiging wordt verkregen; voor het geval sommige heeren van de G. P. een zoo slecht geheugen mochten hebben, dat zij een en ander uit hun militairen tijd vergeten zijn, zij het hier gememoreerd. Het Leger bouwt behoorlijke kazernes, ook voor posten in de rimboe, en rust deze voldoende uit, omdat het geleerd heeft, dat het zijne menschen goed moet verzorgen, wil de qualiteit op peil blijven. Deze les der ondervinding slaat de G. P. ten eenenmale in den wind en de gevolgen blijven niet uit. Ik hoor, dat op het hoofdbureau van den Generalen Staf daarvan al menig bewijs te vinden is. Maar ik beschik niet over die stuk ken en houd mij dus aan datgene, wat een ieder heeft kunnen le zen, n. 1. over Djambi. Ik schreef in mijn eerste artikeltje, dat het Leger er maar goed voor is de door de G. P. bedorven toestanden weer in orde te maken en dat de Heer Brandon dan nog de kosten, die het Leger daartoe moet maken, uitspeelt ten voordeele van de G. P. Ik had achteraf wat spijt van de eerste zinsnede, omdat daarin zou kun nen worden gezien mindere waardeering voor hetgeen de divisie- en detachementscommandanten van de G. P. met het onvoldoende menschen-materiaal, de gebrekkige organisatie en de slechte be- 93

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1917 | | pagina 21