In Art. 1 (2) treft men eenige nadere aanduidingen over de me dewerking aan. De legercommandant wordt in deze alinea tot verschillende zaken „gemachtigd"nu zijn we niet bevreesd, dat de Legercommandant geen gebruik van die machtiging zal maken, doch meer zuiver ware het in elk geval geweest te zeggen„Ter bevordering van die mede werking zal de Commandant van het Leger enz". Onder ad b. zien we, dat (ingevolge het Pensioenreglement) gepensionneerde Officieren in activiteit zullen worden hersteld. Ac- coord, doch eilieve, waarom staan de gepensionneerde onderoffi cieren en minderen niet mede vetmeld? Waar de gepensionneerde Officieren onder de wapens zullen moeten komen, spreekt het toch als een boek, dat men ook de andere gepensionneerde militairen oproept, niet waar? Vormt hun pensioenreglement een bezwaar, wèl, dan is één van de te treffen vredesvoorbereidingendit regle ment met spoed te wijzigen Onder ad c. valt op de clausule: „zoowelals gedu rende en na de mobilisatie". Hier is, vide het woordje „na", blijkbaar met „mobilisatie" alleen bedoeld het op „oorlogsvoet brengen van het Leger". In Art. 1 (2) II staat, dat den Hoofden van Gew. Bestuur kan (dus zal) worden opgedragen de bewaking van mil. gebouwen en achter gebleven goederen en z. n. de verpleging van achtergebleven vrouwen, kinderen en zieken. We kunnen ons hiermede volkomen vereenigen, behoudens dan het woordje „kan" en de uitdrukking Tzoo noodig" Van te voren kan gezegd worden, dat dit de eenige goede oplos sing ter zake is en dat een en ander „noodig'' zal zijn. Militairen kunnen er niet voor gemist worden en déugen er ook niet voor, want zoodra de vijand zou naderen, zouden zij hun post in den steek moeten laten, öf zich krijgsgevangen moeten geven en ook in dat laatste geval zouden zij vermoedelijk niet in functie wor den gelaten, wat voor de gebouwen enz. en zieken niet erg, voor de vrouwen en kinderen noodlottig zou zijn Een en ander ware daarom den Hoofden van Gew. Bestuur impe ratief voor te schrijven. Het meest aanbevelenswaardige is alle mil. gebouwen enz ook die (nog voorloopig) geoccupeerd blijven, bij mobilisatie, admini stratief aan het Civiel Bestuur over te geven. Bij plotseling vertrek van den troep, staf, bureau, bewoner enz. behoeven dan geen administratieve overgave-werkzaamheden meer te geschieden. Art 2 bevat een lastgeving, om in vredestijd voorbereidingen te treffen omtrent verschillende onder a tot d genoemde onderwerpen, waarvan die ad d te vinden zijn in art. 6 (1). Het geheele art. 2 had n. m. m. heel wat korter kunnen luiden (art. (1) had dan ook achterwege kunnen blijven), n. 1. de Comdt. van het Leger treft in vredestijd alle voorbereidingen, opdat op het eerste be vel met den meesten spoed en op de meest doelmatige wijze alle maat- 102

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1917 | | pagina 32