Ik kom nu tot Art. 11
In de vorige Regeling enz. stond aanvankelijk, dat ook Inlanders
zouden kunnen worden geëngageerd en zulks zonder restrictie.
Daarop is vreemd genoeg, later een wijziging gekomen n. 1. dat
alleen Inlanders, die vroeger gediend hadden, geëngageerd konden
worden; meende men wellicht soldaten en aanvulling van Inlandschen
landaard genoeg te hebben?
Thans is opgenomen, dat dergelijke Inlanders, die vroeger niet
gediend hebben, onder sommige omstandigheden wèl kunnen worden
aangenomen, n. 1. als zij een militaire betrekking zullen vervullen,
waarvoor geen of slechts een korte verdere opleiding noodig is.
Vermoedelijk heeft men hier op het oog spoorwegarbeiders, allerlei
werklieden, chauffeurs enz.
Een noodzakelijke verbetering is dit zeker, maar men vraagt
zich toch af: Waarom ook geen Inlandsche recruten geworven?
Is dit omdat een Inlander volgens de bekende zegswijze pas in
zijn 2^ verband goed wordt?
Hoewel daar natuurlijk wel eènige waarheid in schuilt, zullen
we dat idee toch wel moeten loslaten, wat zou er anders van de
Inlandsche militie terecht moeten komen?
Maar we dwalen af, laten we naar de Regeling terugkeeren.
„Er kunnen reëngagementen worden aangegaan".
Dit doet ons even een vraag stellen. Wat gebeurt er met een
militair in oorlogsiijd, die „habis dienst" heeft en zich niet wil reën-
gageeren? Men zal hem toch zeker niet laten gaan, maar is het dan
ook niet veel beier, zulks reeds in vredestijd in het contract te
zetten; tot nu toe staat het er niet in, zoodat, indien men den be
trokkene t. g. t. en volkomen terecht (noodtoestand^ dwingt om te
blijven, hij zich vermoedelijk hoogst onrechtvaardig behandeld acht
en dit dient men en dat kan te voorkomen
Nu ik het toch over reëngagementen heb, nog een vraag.
Is men thans eindelijk begonnen met de verwijdering van de
vreemdelingen uit ons Leger?
Nieuwe zullen voorloopig wel uitblijven, maar degenen, die we
hebben, wordt aan hen nog „reëngagement" toegestaan?
Indien dit tot nu toe nog geschiedt en ik geloof wezenlijk, dat
men ze kalm laat continueeren dan wordt het toch zeker wel tijd,
dat daar een einde aan komt.
Art. 11 (4) vermeldt dat personen in de Buitenbezittingen, die zich
voor dienstneming aanmelden, indien zij zulks verlangen, ingedeeld
worden bij de troepen in het gewest hunner vestiging.
Deze alinea is een echte wassen neus voor zooverre men heeft
willen beduiden, dat zij c. q. niet naar Java zullen worden gezonden,
dit kan men al heel gemakkelijk beloven, want heusch, de boot vaart
dan niet meer.
Verder rijst de vraag, als nu die troepen het gewest verlaten, be
hoeven de dienstnemers dan niet mede te gaan? Natuurlijk wèl, niet
waar; welnu dan ware het wel zoo goed geweest de geheele alinea
maar achterwege te laten.
104