(zgn. faits d'excuses), die men voelt het reeds met eene ten laste- legging niets te maken hebben en uitsluitend dienen om den be klaagde in zijne verdediging te helpen; vandaar dat deze gronden niet in de dagvaarding behoeven opgenomen te worden. Er is weieens getracht om eene scheidingslijn op te stellen tusschen element en verontschuldigingsgrond en in dat opzicht is vermaard de con clusie van het O. M. bij het arrest van den H. R. van 23 November 1898 waarbij werd betoogd, dat de jurisprudentie van den Hoo- gen Raad zou zijn, dat, waar de strafbaarheid afhangt van de niet- vervulling eener bepaalde voorwaarde, die niet-vervulling als een element voor het strafbare feit moet worden beschouwd en daarom in de dagvaarding moet worden opgenomen, doch dat daar, waar men te doen heeft met een algemeen, een onvoorwaardelijk verbod, dat echter in enkele gevallen, bij uitzondering niet als zoodanig wordt aangemerkt, de beklaagde, die in zulk een geval heeft ver keerd, zich op het bestaan dier uitzondering als op een fait d'excuse moet beroepen en dit moet bewijzen en dat derhalve van het niet- bestaan daarvan in de dagvaarding geen gewag behoeft te worden gemaakt. Tot zoover de conclusie; gezegd kan worden, dat de duidelijkheid er ver in te zoeken is en in de practijk komt daar dan ook niet veel van terecht. Het; zal steeds een zoeken en tasten zijn en alleen de Wetgever kan helpen door de strafbepalingen zoo op te bouwen,;dat er geen twijfel meer is of men met een element te doen heeft of niet. Verder heeft men zich nog al eens beroepen op den bewijsleer en aangegeven, dat de aanklager het element heeft aan te geven en de beklaagde daarentegen den verontschuldigingsgrond moet bewijzen. Door het aanhalen van de verdeeling van den bewijslast komt men echter niet verder, men verplaatst er eenvoudig de moeilijkheid mee zonder tot eene oplossing te komen. Zooals de toestand nu is, bestaat steeds gevaar, dat de openbaar aanklager voor verontschuldigingsgronden gaat aanzien, wat inderdaad elementen van het strafbare feit vormen en een ander gevolg daar van is, dat er verschil van meening voor den dag treedt in verschillende instantiën, de hoogere rechter ontdekt een element, dat door den lage- ren rechter weer voor een verontschuldigingsgrond aangezien wordt, totdat de cassatie-rechter aan het geschil een eind moet maken, doordat dan in cassatie als middel wordt aangevoerd, dat de hoogere 1) Weekblad v. h. Recht. No. 7208. 77

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1917 | | pagina 5