voor werk, als hier van hen zou moeten worden geeischt, niet geschikt,
gevoelen de meesten er niets voor, zoodat dan ook reeds thans een
paar jaar het geval zich voordoet, dat officieren, geheel tegen hun
grootere voorliefde voor troependienst in en niettegenstaande hun
mindere aanleg voor de techniek, bij deze inrichting tewerk gesteld
blijven. Dat zoo iets de inrichting en bovenal 's lands schatkist
niet ten goede komt, behoeft wel geen betoog.
Maar er is meer. Sancta Barbara verloochent zich ook binnen
de muren van den A. C. W. niet en eischt ook hier van haar adepten
geschiktheid voor alles en dus voor niets. In die vier jaren tijds
worden de luitenants, die geschiktheid voor constructeur moeten
halen, telkens om het jaar in een andere groep van werkplaatsen
geplaatst, zoodat ze, zoodra ze iets op de hoogte zijn van het werk,
dat ze zouden moeten doen, gauw weer een nieuw onderdeel te
beheeren krijgen. Waar verder van de luitenants van den A. C. W.
maar een zeer klein gedeelte als kapitein hier terugkeert, zien we
het komische verschijnsel, dat ons leger de beschikking heeft over
verschillende kapiteins, die een jaar houtwerkplaatsen, een jaar
gieterij en smederij enz. hebben beheerd, maar er hun leven lang
niets aan hebben, en wat zwaarder weegt, dat al die werkplaatsen
doorloopend door ongeoefend, dus ongeschikt personeel worden
geleid.
Ware dit nog maar zoo! Van leiding natuurlijk en in verband
met de capaciteiten der leiders misschien gelukkig zoo goed als
niets. De onder-constructeurs zijn uiteraard niet in staat aan de
opzichters leiding te geven, zoodat hun werk in de werkplaatsen
practisch neerkomt op het narijden van him personeel, opdat het
werk tijdig de deur uit komt. Dat deze arbeid voor een groot gedeelte
onnoodig zou worden door invoering van een deugdelijk en onfeil
baar kaartsysteem, spreekt vanzelf, waardoor dan tevens het voor
deel van een automatische controle wordt verkregen.
Aan deze groote gebreken is overigens niet anders te ontkomen,
dan door het technisch personeel, dat dan hetzij uit burgerambte
naren, hetzij uit gediplomeerde oud-officieren kan bestaan, voorgoed
aan de inrichting te houden en dus niet telkens weer naar den troep
terug te plaatsen. Een voordeel zou het echter zijn, indien de burger
ingenieurs als reserve- of militie-officier dienst bleven doen en beur
telings eenigen tijd hun militaire plichten moesten waarnemen. Wordt
dan bij invoering van de militie tevens gebruik gemaakt van de
kennis van de jonge ingenieurs in de burgermaatschappij en deze
voor een gedeelte aan de staatsfabriek gedurende hun diensttijd te
150