omdat een ieder begint met hem te wantrouwen, van te voren overtuigd
is, dat men toch voor niets loopt en zich dadelijk gereed betoont zijn
vooringenomenheid te uiten door de noodige verwenschingen aan
het adres van den „sloeber" te slingeren. Het is duidelijk, dat de
gids, die een dergelijke stemming in den troep ontwaart, zich te
midden der onzen vrij onbehaaglijk gaat voelen.
Er moet naar gestreefd worden, dat gids, commandant en troep
een harmonisch geheel vormen.
Uit de gedragingen van den gids kan een patrouillecommandant,
die het klappen van de zweep kent, meestal opmaken, wat hij
aan den man heeft. Bij intuïtie voelen enkelen, dat hun een goede
slag staat te wachten dan wel een verhaaltje wordt opgedischt
met een of andere bijbedoeling.
Bij weifelachtig optreden spreekt de commandant den gids kalm
toe, spiegelt hem nog eens zijn belooning voor, waarborgt zijn
toekomstige veiligheid, evenals die zijner familie en onthoudt zich
in het algemeen van ruwheid, intimidatie of geweld. Daargelaten,
dat het uitoefenen van geweld verboden is, zijn slechts zeer enkele
patr. commandanten in staat om te beoordeelen, of dit recept in
een gegeven geval tot het beoogde doel zou kunnen leiden.
Een Djambiër is in dezen veel flinker dan de Atjeher, laat zich
niet spoedig intimideeren en wordt bij het plegen van geweld zoo
mogelijk rog koppiger. Daarbij komt, dat een som gelds hem waar
schijnlijk uit hoofde van zijn primitieve behoeften, betrekkelijk
koud laat en dit niet zoozeer tot hem spreekt, als wel het geval is
met den dollarlievenden Atjeher.
Bij nacht loopt de commandant bij voorkeur achter den fuselier,
die den gids aan het lijntje houdt; dus vooraan in de spits. Behalve
dat hij nog dikwijls iets met hem heeft te bepraten, is die plaats
als aangewezen, omdat hij bij het naderen van het doel vaak
bliksemsnel den toestand moet overzien en handelen. Bovendien is
zijn aanwezigheid daar gewenscht bij wijze van moreelen ruggesteun
voor den gids. Is deze opgeduikeld door een vertrouwensman, dan
verdient het aanbeveling den laatste met de patrouille te doen mee-
loopen. Hetzelfde geldt voor een bestuursambtenaar, hetgeen natuur
lijk slechts is toe te passen bij belangrijke overvallingen, omdat het
niet aangaat voor elk wissewasje den controleur mede te nemen.
De psyche van den gids is zeer gecompliceerd.
Heeft hij vele redenen om het gelukken van de onderneming te
bevorderen, daarnaast staan dikwijls andere, die hem in tegenge
stelde richting drijven en doen hopen op eene mislukking
164