2. De ongewone plechtstatigheid van mijn optreden. Die „plechtstatigheid" (ik iaat daar, of dit woord juist is gekozen) vond haar grond in mijn verlangen om - als er dan te strijden valt - dit te doen met open vizier. Of ze gewoon was of ongewoon, iaat me koud. Ik houd met gewoonte niet meer rekening dan ze ver dient. S. S ziet voor mijn „plechtstatigheid" „geen enkele reden". Mij is 't wel. De een ziet, wat een ander niet ziet. Dat komt meer voor. J. F. den Ouden, Gep. Majoor-tit., Divisiecommandant der G. P. Weltevreden, 8 Maart 1917, 209

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1917 | | pagina 85