Waar is echter de kapitein of hoofdofficier, die hem de noodjge leiding bezorgt; die hem heeft onderwezen, dat men lieden, die eenigszins belangrijke aanwijzingen kunnen doen, niet zoo maar langs den weg vindt; dat men daartoe omzichtigheid en geduld moet betrachten; dat de gemiddelde kampongbewoner niets weet of zonder meer ongeneigd is mede te deelen, wat hem op het hart ligt? Hetgeen van ieder kampongindividu dit woord op te vatten in zijn oorspronkelijke beteekenis kan worden gevergd, is dat hij ons den weg weet aan te wijzen tot op twee a drie dagmarschen van zijn kampong. De patrouillecommandant wendt zich tot het hoofd van de kam pong tot het verkrijgen van diens medewerking of eischt de zen dienst in spoedgevallen van den eersten man, dien hij tegen komt. Aan het praatje, dat de man den weg niet kent, behoeft geen geloof te worden geslagen, als men zich heeft overtuigd, dat hij inderdaad bewoner is van de kampong en hier niet toevalliig door trekkend is. De gelegenheid komt niet dikwijls, maar als deze zich al eens voordoet, zou het zeer nuttig zijn, om jonge en onervaren officie ren eens te onderrichten in het gidsenproces, vanaf het moment, dat de spion wordt voorgebracht, tot en met de overvalling. Het bijwonen van het verhoor van spionnen kan, waar het min dere affaires geldt, wel geen bezwaar opleveren, maar ten opzichte van buitengewoon belangrijke berichten zullen met recht wei nige commandanten daartoe vergunning verleenen. Voor het medemaken van de overvalling kunnen de heeren^ als gewoon strijder van klewang en karabijn voorzien, aan het hoofd achter den leider der patrouille worden geplaatst. Gaan zij als non-combattanten mede, dan loopen zij dezen maar in den weg. Met eenigen nadruk mag hun wel op het gevaar worden gewezen, dat zij zich na het medemaken van een dergelijke affaire voor al zich niet in gaan beelden, dat zij nu het klappen van de zweep kennen. Dit gevaar is verre van denkbeeldig. Herinnerd behoeft slechts te worden, hoe een 12 tal jaren geleden in Atjeh de goede gewoonte bestond, om jonge officieren een maand te detacheeren bij de maréchaussée als „krullejongen". Welnu, velen meenden na afloop van dat korte tijdvak het reeds te kennen, waren ontevreden, dat zij daarna weder bij de infanterie 229

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1917 | | pagina 21