Daarbij zijn tusschenpersonen niet altijd uit te schakelen, al be
hoeven deze niet precies het naadje van de kous te weten.
Ten opzichte van sommige schuwe en alles wantrouwende ver
zetsleiders, die b.v. des nachts een of meermalen hun slaap onder
breken, om deze elders voort te zetten en bij het laten doen van
fourageeringen - zelfs indien dit geschiedt door vertrouwelingen
intusschen van opstelling veranderen, staat de zaak schijnbaar ho
peloos.
De patrouillecommandant zal zich dikwijls maanden lang suf
moeten peinzen, hoe dergelijke gladde vogels te vangen.
Er valt te dezen opzichte voor ons voorloopig niet anders te doen,
dan hen tot rust te laten komen door den patrouillegang in hun
gebied te staken, onze aandacht tot andere streken te bepalen en
intusschen onze netten middels spionnen over hen trachten uit te
spannen.
Het verkrijgen van een goeden gids voor de aanwijzing van een
voornaam bendehoofd is dikwijls het halve werk. Bij de appreciatie
van een overvalling wordt van militaire zijde hiermede niet altijd
rekening gehouden en de daaraan voorafgaande ai beid—door het
bestuur of door den officier verricht niet geteld, beter gezegd
niet begrepen. Alleen de chefs, die deze arbeid vroeger zelf ter
hand hebben genomen, kunnen haar naar waarde beoordeelen.
Den aandachtigen lezer zal het niet ontgaan zijn, dat ik herhaal
delijk de woorden soms, dikwijls, misschien, etc heb gebezigd.
Waar ik deze adverbia en andere slag-om-den-arm houdende uit
drukkingen hier en daar heb weggelaten, mag men ze er vrijelijk ad
libitum aan toevoegen of inlasschen.
Inderdaad, het gemakkelijkst ware de uitspraak, dat algemeen gel
dende regels ten aanzien van mijn onderwerp niet zijn vast te stellen.
Weinigen zijn daar echter mede gebaat; vandaar dit opstel.
Moge deze door mij opgedane ervaringen betreffende spionnen
en gidsen, welke voor een deel noodwendig zullen lijden aan het
euvel der subjectiviteit, anderen er toe verleiden, om van de hunne
in dit tijdschrijft mededeeling te doen, opdat aangaande dit onder
werp ruimer inzichten worden verspreid. Daarbij heb ik verscheidene
heeren op het oog, doch noem met name den Kapt. der Maréchausseé
H.J. Schmidt, die het mij wel niet euvel zal duiden, als ik hem daar
mede uit zijn tent tracht te lokken.
Den Haag, October 1916. E. J. Geldorp.
233