is) en zoodoende spoedig kan zien of de spreiding te wenschen overlaat ik geloof niet, dat iemand mij dit zal bestrijden. Welke gevolgtrekkingen kunnen nu alreeds voorloopig uit Plaat II (derde proef) worden gemaakt? De fouten der bokschutters worden aanzienlijk geringer gemaakt, getuige de verhouding van het rechthoekje j k 1 m tot den recht hoek J K L M. Het geringe verschil in breedteafwijking is opvallend. Schutter No 2 (de verkeerde, die vervangen zou moeten worden) schoot nu op de nieuwe schijf twee M.Tn. die slechts 0.9 c.M. uit- eenlagen (dus binnen de W2 c.M.), terwijl zij bij de 2de proef (schutter No 3) 3.7 c.M. (aanzienlijk boven de toegestane grens) uit- eenlagen. Bij schutter No 1 was dit verschijnsel hetzelfde (bij de 2de proef 4 c.M. uiteen, bij deze proef slechts 1.9 c.M.). Schutter No 3 bleef normaal, ook alweer een bewijs, dat het best kan te eischen van een goed bokschutter, dat de 2M.Tn. niet meer dan Wi cM. uiteenvallen, daar 3 a 4 maal achtereen steeds hieraan werd voldaan. Proef 3 volgde ongeveer een maand na proef 2. Nu is het tevens interessant na te gaan, hoeveel het M. T. in dien tusschentijd tijdelijk veranderde. Nemen we aan, dat schutter No 3 betrouwbaar schiet (No 2 van plaat I), dan blijkt hieruit, dat de gemiddelde linksche afwijking ad 1.2 c.M. vrijwel precies bleef; v. w. b. de hoogte-afwijking, zoo viel het M. T. gemiddeld 0.8 0.5 1.3 c.M. hooger. Nemen wij de dichtstbijzijnde schoten (2 hooglinks van Plaat I en 3 laag van Plaat II), dan droeg het slechts 0.4 0.3 0.7 c.M. hooger. Dit zij dus gezegd aangaande[de speelsche afwijking van het M.T., die in dit geval zeer gering bleek te zijn (na een maand). Ik wil hiermede slechts zeggen, dat men die verandringen van het M. T. niet al te zwaar moet rekenen. 1) Bij de 4de proef een maand na de derde) blijkt, afgaande op de M. T". van no 2, dat het M. T. gemiddeld 2,4 c.M. hooger viel dan bij de 3de proef. De linksche afwijking bleef echter constant. Het geweer was door toevallige omstandigheden den vorigen dag veel gebruikt en wellicht was er een toevallige oorzaak voor, doch het droeg hooger. Zou het mogelijk zijn, dat het kwam van sterk zonlicht in de omgeving? Ik weet het niet, doch in ieder geval had ik voor mij gaarne eens het heele jaar door een serie van 5 geweren iedere maand ingeschoten om de mate der afwijkingen na te kunnen gaan. 236

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1917 | | pagina 28