als ik hnn beiden niet had gezegd: hier, schiet maar met dit
normaal dragende geweer, aanleggen in 't midden van de knielende
figuur. Ik had het pas te voren nog even met 1 a 2 patronen
geprobeerd, het geweer gesteund op 2 veldzakken en er een roos
mede geschoten bij het vermelde mikpunt.
Ad. stelling 14 en 15. Wat hierin gezegd wordt, juich ik ten
zeerste toe.
Voor wat betreft de beste schietmethode, hierover is reeds veel
goeds en kernachtigs geschreven.
Ik voor mij vind de nieuwe methode heel goed, doch vooral on
ophoudelijk inprenten, dat het schot ook gericht moet zijn, laat
men er dan ook 5 of 10 seconden langer over doen.
Ik voor mij zou haar gaarne gecombineerd zien met enkele oefe
ningen, waarbij het zuiver op korrel nemen met onbeperkten tijd
(zie ad 3. kap. B.) wordt beoefend (ook op ringschijf met aanwij
zing van schot voor schot).
In zake het artikel van O. v. W. wilde ik gaarne het navolgende
mededeelen
Op bldz. 759 staat geschreven „Zie hier de cardinale fout! Schiet-
voorschrift Infanterie (S.V.l.) '03 geeft aan, dat 0.1 m.M. korrel
wijziging het middelste trefpunt 7.5 m.M. doet verplaatsen. Dit is
in 't algemeen waar bij kleine wijzigingen van deu korrel, echter
bij groote wijzigingen gaat die regel lang niet op. Ik geef toe, dat
hij theoretisch wel moet opgaan, echter in de practijk heb ik zeer
groote afwijking geconstateerd".
Als bewijs werd in de volgende alinea aangevoerd, dat meer
malen bij eene aanzienlijke afwijking na de correctie het M.T. niet
viel, waar het vallen moest.
Dat bovenstaande eventueel niet juist is, kan ik natuurlijk niet
zoo maar bewijzen, doch wel geloof ik, dat O. v. W. het onge
twijfeld met mij eens zal zijn na het beschouwen van Plaat I, dat
na de korrelwijziging men steeds afwijkingen zal constateeren al
naargelang den bokschutter, die de betrokken serie schiet (zoolang
ze ten minste niet goed zijn).
Bokschutter No. 9 kreeg immers met hetzelfde geweer en op den
zelfden morgen een M.T., dat zegge 814 centimeter hooger lag dan
dat van no. 8.
Het moet thans wel duidelijk zijn, dat beschouwingen, gebaseerd
op de schietuitkomsten van bokschutters, die zoo verschillend schieten,
als blijkt uit de door mij gehouden proef, een juisten ondergrond
missen en aanleiding geven tot vergissingen.
241