Ik behoef ,wel niet te zeggen, dat zulks een zeer ongelukkige en verkeerde uitspraak zoude zijn Daarom, laten we onderzoeken, hoe groot die afwijkingen ongeveer zijn en het ontstane nadeel weer elimineeren door het gewenschte jaarlijksche inschieten. Voor wat betreft het artikel van den Heer M. (bldz. 988 Sept. afl.), wilde ik nog gaarne het volgende opmerken: Op bldz. 989 staat: „Als officier belast met de bokschutters merkte ik op een goeden dag op, dat een uitgezocht geweer zonder eenige merkbare reden zijn G.T. op geheel onregelmatige wijze veran derde". Ook ditmaal zeg ik weer, dat Plaat I in deze wel de noodige opheldering zal geven, daar in dit geval de door mij gewraakte bokschuttersafwijkingen ook wel voor een belangrijk deel hun rol zullen hebben gespeeld. Ook ik gebruikte een uitgezocht geweer en nog wel op een zelfden morgen (met afkoeling loop enz.) en oogenschijnlijk wï\z\g- de zich het M. T. geheel onregelmatig, tot zelfs 8Yi centimeter, doch in de werkelijkheid bleef het G. T. (M.T.) hetzelfde, getuige de door mij geschoten le, 2<= en 3e serie (zie de drie punten 2 in bedoelde figuur), maar die verkeerde bokschutters gaven het overal een verkeerde plaats. Ik wil hiermede niet ontkennen, dat het verschijnsel van zich wij zigen van het M. T. bestaat, getuige het hierboven geschrevene, en verder het reeds in mijn eerste artikel geschrevene, dat een ge weer wel eens tijdelijk hoog of laag kan dragen en het aangeven van de noodzakelijkheid om het ieder jaar opnieuw in te schieten. Indien ik van 't idee uitgegaan ware, dat het M.T. blijft, waar het eenmaal is, dan zou dat jaarlijksche inschieten geheel overbodig zijn. Het komt er echter op aan eerst het geweer goed te maken en dan kan men na een jaar wel zien, wat er van overgebleven is. O.v.W. zegt op bldz. 761 „Als een tweede niet minder sprekend argument noem ik het feit, dat het M. T. zich dikwijls wijzigt, naar mate de loop uitslijt". Het klonk mij daarom bevreemdend toe, dat de Heer M. als feit aangaf, dat bedoeld verschijnsel ons beiden onbekend was. 1) Bovendien zal die afwijking niet groot zijn in den loop van 1 jaar en wellicht niet eens bij alle geweren, en zal ze in verband staan met slijtage speciaal in 't voorste deel van den loop, een euvel, dat in vroeger jaren veel meer bestond dan tegenwoordig in verband met de sedert ingestelde verbeteringen ter voorkoming van loopslijtage. 243 I. M. T. 1917 17.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1917 | | pagina 35