184 van de Grondwet verzet zich wel is waar daartegen, doch
eenmaal de noodzakelijkheid van afdoende maatregelen beseft, zal
eene wijziging van dat artikel toch wel mogelijk zijn.
Het vorenstaande denkbeeld is geenszins nieuw Reeds in 1861
werd daarvoor al een lans gebroken door een schrijver onder het
pseudoniem Alexanderdoch deze vond dadelijk een bestrijder
in den heer P. M. Netscher in de Militaire Spectator van 1861
en 1862.2)
Ook de toenmalige kapitein van den generalen staf J. P.
Michielsen liet zich in zijne lezing in Krijgsw. op 16 December 1898
zeer ongunstig uit en wel als volgt (bl. 170 jaargang 98/99):
„Onder de overige Koloniale Mogendheden zijn er zooals
„bijv Frankrijk en Spanje die zelfs geen bezwaar er inzien
„om dienstplichtigen van het Leger in het Moederland voorden
„dienst in de koloniën te bestemmen; eene regeling, die in vroegere
„jaren ook hier te lande hare voorstanders vond, maar die nu door
wel niemand meer in ernst zal worden voorgestaan 3), gesteld
,,al dat de grondwet zich daar niet tegen verzette."
Waar een dergelijk vernietigend oordeel over het zenden van
miliciens naar Indië werd uitgesproken, mag het wellicht aanmatigend
lijken daarvoor nu weer eens een pleidooi te gaan leveren. De
overtuiging, dat men er zonder dat niet in zal slagen om een krachtig,
in alle opzichten degelijk Leger te vormen, gaf mij echter den
durf dat denkbeeld nog eens aan eene nadere beschouwing te
onderwerpen, temeer daar de beide aangehaalde conclusiën resp.
50 en bijna 20 jaren geleden werden neergeschreven. Aangenomen
mag toch worden, dat er sedert veel in de denkbeelden omtrent
het naar Indië gaan is veranderd en dat de toestand dus thans veel
min ier somber kan worden ingezien. Waar in Indië zelf ook zeer
veel is veranderd en verbeterd, hebben de bezwaren van den heer
Netscher veel van hunne waarde verloren, zooals hieronder moge
blijken.
Het aantal jonge mannen, dat zich tegenwoordig en op betrekkelijk
jongen leeftijd eene betrekking in Indië zoekt, is in normale tijden
vrij groo'.
Deze jongelui vinden een werkkring in den handel, in de cultures
of in gouvernementsbetrekkingen.
1) Zie Lijst van Bronnen in het Verslag der Staatscommissie betreffende
het fusie-vraagstuk bl. 49.
2) Zie ook Krijgsw. 66/67 bl. 178.
3) Cursieveering van mij. S.
213