van Nederlandsch-Indië noodzakelijk acht Onder de bedoelde
omstandigheden is deze bevoegdheid onbegrensd, zoodat de Gou
verneur-Genei aal ervan gebruik zou kunnen maken, om onmiddel
lijk na het uitbreken van een oorlog, waarin Nederland rechtstreeks
betrokken is, alle weerbare Europeanen op te roepen ten einde
bij de landmacht te worden ingelijfd. In geval weerplicht voor
Europeanen dan al tot stand gekomen is, zou op grond van die
bevoegdheid een landstorm opgericht kunnen worden.
Evenwel kan een en ander eerst „in geval van oorlog" gebeuren,
zoodat er al heel weinig tijd, misschien slechts één maand, over
blijft om de opgeroepenen eenigermate te oefenen Dan zal het
van zeer veel waarde blijken, als deze mannen reeds in vredestijd
eenige oefening ontvangen hebben, dan zullen de bestaande en
mogelijk nog op te richten vrijwilligerskorpsen groote diensten
kunnen bewijzen.
Het is dus een groot landsbelang om van den goeden wil, wel
ken de Europeesche ingezetenen in vele groote plaatsen voor de
goede zaak toonen, in ruime mate partij te trekken. Reeds nu
kunnen aan vrijwilligerskorpsen kleeding, wapening en munitie van
's Lands wege verstrekt worden, maar dit is dan ook de eenige
steun, dien zij van ambtelijke zijde ontvangen. Onontbeerlijk is
deskundige leiding en daartoe zijn officieren van het leger, bijge
staan door onderofficieren, noodzakelijk. Deze instructeurs behooren
dan evenals die van de Madoereesche barisan en het Legioen van
Mangkoe Negoro, in de formatie van het Leger begrepen te zijn,
zoodat zij zich geheel aan hunne taak wijden kunnen.
Uit den aard der zaak moeten de instructeurs der vrijwilligers
korpsen aan vakkennis eene groote mate van tact paren om met
de vrijwilligers, die geheel uit eigen beweging en zonder eenige
vergoeding een deel van bun vrijen tijd opofferen om zich te oe
fenen, om te gaan en gedurende de oefeningen een opgewekten
geest naast eene goede tucht te onderhouden. In overleg met de
commandanten der korpsen zouden dan zekere eischen van geoe
fendheid gesteld moeten worden, waartegenover voor de leden
verkorting van den eersten oefeningstijd, in geval van invoering
van weerplicht, in uitzicht gesteld zou kunnen worden, geheel
overeenkomstig de boven besproken denkbeelden van den Heer
Meijroos.
Van groote waarde zal blijken eene gezonde belangstelling van
Regeering en Legerbestuur. Wanneer die belangstelling uitblijft, is
het duidelijk, dat de geestdrift voor de goede zaak, die tot de op
richting van het korps deed besluiten, gaat verflauwen, om lang
zamerhand te verdwijnen en ten slotte plaats te maken voor
onverschilligheid en moedeloosheid. Deze belangstelling en waar
deering zouden zich kunnen uiten, behalve in de benoeming van
1) De bedoelde zinsnede van Art. 43 luidt als volgt: Ingeval van oorlog of
opstand neemt de Gouverneur-Generaal de maatregelen, die hij in het be
lang van het Rijk en van Nederlandsch-Indië noodzakelijk acht, ook de
zoodanige, waartoe anders 's Konings machtiging vereischt wordt
281