fa
ii
PI
Onerzicht uan nederlandsche militaire
Tijdschriften.
Militaire Spectator No 12 (Dec. 1916).
In deze aflevering wordt de strijd over de trekhonden voor infan-
terie-mitrailleurs voortgezet; thans is weder de kapitein-paarden
arts Dr. Bemelmans aan het woord en hoewel deze strijd voor ons
van geen actueel belang is, moge toch worden vermeld, dat deze
schrijver in zijn artikel „De ondeugdelijkheid van de honden-tractie
voor Infanterie-mitrailleurs" tot een vernietigend oordeel komt over
deze wijze van vervoer Hij acht nl. de honden hiervoor „overbodig,
onbruikbaar, een nuttelooze, hinderlijke last, een afleiding van het
eigenlijke werk.... een dure geur", (blz 718). Daarmede kunnen
zijn tegenstanders het voorloopig doen!
Waar Schr. verder wijst op het allerwege blijkend streven om het
aantal mitrailleurs zoo hoog mogelijk op te voeren, haalt hij enkele
interressante mededeelingen daarover aan (bldz 719), evenals over
de combinatie machinegeweren en prikkeldraad (bldz 720). Zie over
deze laatste onderwerpen ook het hieronder besproken artikel van
kapitein Verberne
Daarna volgt een zeer belangwekkend opstel van den lsten luite
nant der Veld-artilierie Carstens, getiteld: „Een en ander betreffende
het tactisch gebruik der Nederlandsche Veldartillerie en de door
haar met de Infanterie te houden oefeningen." Waar Schr naar
aanleiding van de zomeroefeningen en legermanoeuvres in hoofdzaak
het tactisch gebruik bespreekt in bedekte Nederlandsche terreinen,
levert hij beschouwingen en komt tot conclusiën, welke ook voor
onze Indische verhoudingen in hooge mate belangrijk zijn.
Wel opvallend is het, dat daar, waar Schr. meer in het algemeen
spreekt over de in Nederland opgedane ervaringen met betrekking
tot het tactisch gebruik der veldartillerie en de samenwerking tus-
schen artillerie en infanterie, we bekende klanken hooren, zoodat
we, ook aan de hand van de brochure van kapitein van der Poll
over het tactisch gebruik onzer veldartillerie, telkenmale tot de con
clusie komen „tout comme chez nous".
Achtereenvolgens komen ter sprake het gebruik der artillerie in
bedekte terreinen, de veelvuldig daarbij geboden stellingverandering
van de batterijen, die aanvankelijk gedekt (dus meer achterwaarts)
stonden, naar de stellingen voor korten afstand, waarbij, aan de
283