Mag men nu den beklaagde ook in hooger beroep op eene omstan digheid opmerkzaam maken, die tot strafverzwaring aanleiding geeft? In de burgerlijke strafprocedure heeft men de vraag bereids onder de oogin gezien en is men tot de slotsom gekomen, dat dit wel mag op grond, dat in artikel 194 Sv. o.m. artikel 183 Sv. toepasselijk is verklaard. Is hiermede het recht van het Openbaar Ministerie erkend, men past dit echter alleen toe, als het zelf in hooger beroep ge gaan is, gelijk het Hof te Amsterdam bij arrest van 17 December 1907 aangaf Door het feit, dat de strafverzwarende omstandigheid aldus regelmatig is ten laste gelegd, zal de rechter daar acht op hebben te slaan en zich dus eene nieuwe tenlastelegging voor oogen moeten houden, waarbij dan het ter terechtzitting mondeling ten laste gelegde, als èèn met het bij de oorspronkelijke dagvaarding gestelde moet worden gedacht. Zoo gaf dan ook het Hooggerechtshof bij arrest van 28 October 1808 2), te kennen, dat als een beklaagde aanvankelijk ten laste gelegd is het misdrijf van meineed en de Officier van Justitie voegt daar ingevolge artikel 154 I.Sv. de strafverzwarende omstandigheid toe, dat de door den beklaagde in een strafzaak afgelegde valsche verklaring is gedaan ten nadeele van dengene, die terecht stond, dat de rechter bij het niet bewezen zijn van die verzwarende omstandigheid, den beklaagde diende vrij te spreken. Hoe staat het nu met de bevoegdheid van den openbaar aanklager in het militair strafproces ten aanzien van de bevoegdheid om in hooger beroep alsnog die strafverzwarende omstandigheid ten laste te leggen. Wij weten, dat de auditeur de bevoegdheid mist om in hooger beroep te gaan, maar dat de Advocaat-Fiscaal daarentegen zulks wel heeft, terwijl piactisch gesproken beklaagde steeds in hooger beroep kan gaan. Nu dienen wij de bevoegdheid van den eersten te gaan zoeken in de Provisioneele Instructie en wel in de artikelen 58 tot 66: behalve het vervallen van artikel 60 is er geene verandering in deze artikelen aangebracht, een beroep op artikel 53 P. I. gaat niet op, omdat men toch het verzuim van de ten lastelegging van eene verzwarende omstandigheid moeilijk tot een abuis kan rekenen. 1) Weekblad v. h. Recht. No. 8702 en in gelijken zin het Hof te Arnhem bij arrest van 6 April 1911 Weekblad v. h. Recht. No. 9170. 2) Tijdschrift v. h. Recht, in N. I. dl. XCI. blz. 397. 302

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1917 | | pagina 12