Derhalve niets veranderd zijnde, heeft de A. F. geen bevoegdheid
om eene strafverzwarende omstandigheid in hooger beroep ten
laste te leggen.
Zagen wij boven, dat de ten lastelegging door het opmerkzaam
maken op strafverzwarende omstandigheden, kan gewijzigd worden,
thans willen wij de vraag onder de oogen zien of het geoorloofd
is om in de ten lastelegging zelf in het algemeen wijziging te
brengen, derhalve aan te vullen.
Men weet, dat onder de nog van kracht zijnde Rechtspleging ge
durende de informatiën aanvulling ingevolge artikel 77 mogelijk is
en dat de krijgsraad op de zitting de klacht eveneens kan aanvullen,
wat maar gelukkig is, als uit zaken afkomstig uit garnizoenen buiten
de residentie van den krijgsraad blijkt, dat de klacht iets anders
bevat dan wat men uit de informatiën kan samenvatten, daar
immers de secretaris buiten de residentie de bevoegheid mist om
artikel 77 R. L. toe te passen, de krijgsraad c.q. de auditeurs inge
volge autorisatie door officieren-commissarissen in de residentie van
den krijgsraad, zaï dan alsnog kunnen aanvullen, wat het onder
zoek heeft opgeleverd. Maar niet alleen, dat de krijgsraad kan aan
vullen, ook in hooger beroep is daarvan herhaaldelijk gebruik ge
maakt', zoo werd in eene zaak van een sergeant, die door den
krijgsraad van den Bosch bij vonnis van 22 September 1905 schuldig
was verklaard aan verduistering, de ten lastelegging, dat hij op
9 Augustus te voren te 's Bosch een rijksdaalder, welke hem door
den cadet-korporaal E. was ter hand gesteld om dien af te dragen
aan den mil. soldaat X, niet aan dien militair heeft afgedragen,
maar zich opzettelijk dat geldstuk had toegeëigend, aangevuld
in hooger beroep met de woorden, dat de opzettelijk wederrechtelijk
toegeëigende rijksdaalder ^aan een ander dan hem toebehoorde en
dat hij dien anders dan door misdrijf onder zich had (Sententie
N. H. M. G. van 27 October 1905
Zoo was een militair ten laste gelegd, dat hij ten gevolge van
zijne schuld een deserteur, die als arrestant in de kazernewacht
van de kazerne „les bons Enfants" te Maastricht vertoefde, van welke
wacht beklaagde commandant was, in den morgen van 13 Novem
ber 1905 omstreeks half zeven uur aan de wacht heeft laten ont
komen; in hooger beroep werd daaraan toegevoegd, dat ten gevolge
van zijne schuld of van zijne onachtzaamheid enz. (Sententie N. H.
M. G. van 19 Januari 1906 2).
303
1) M. R. T. dl. 111 blz. 56.
2) M. R. T. dl. UI blz. 155.